dat zij, ook wanneer er harde waarheden in het gesprek worden gezegd, toch bij elkaar blijven. Wanneer wij ergens iets gaan kopen zal die omzichtigheid over het algemeen niet nodig zijn. Daar komen wij voor het afsluiten van een strikt zakelijke transactie. Wanneer wij de winkelier kennen, zal er al snel een wat uitgebreidere vorm van sociaal gedrag optreden. ‘Goedemorgen,’ zeggen wij tegen de melkboer die ons uit bed belt. ‘Lekker weertje.’ We praten met mensen om hen gunstig voor ons te stemmen, om te laten merken dat we hen ook aardig vinden, of om hen niet te laten merken dat we hen haten. We praten om leegtes te vullen, we praten over het weer met onbekenden, om een soort wankele brug te slaan over de lacunes tussen ons. Sommige mensen hebben daar geen last van. Die vallen meteen met de deur in huis.
Via taal verschuilen wij ons voor elkaar, geven ons langzaam bloot. We proberen de mogelijkheden af te tasten om een ander voor ons te winnen. Of we proberen die ander in te pakken, te verzwakken, voordat wij toeslaan.
Mensen zijn in veel opzichten van elkaar afhankelijk. Vroeger kon een rijke een ambachtsman afbekken. Want die ambachtsman was voor zijn inkomen afhankelijk van de rijke. Tegenwoordig zijn de machtsbalansen meer in evenwicht.
Als de loodgieter het laat afweten, blijft het dak lekken. Die loodgieter heeft ons niet meer zo nodig als vroeger, omdat er minder van zijn soort zijn en meer lekkende daken.
In de kasteelroman is van omzichtige benadering meestal geen sprake. Daar gaat het zo:
‘Joop nam zijn vriend op met een medelijdende glimlach. Hij legde een hand op de schouder van Tom.
“Kom, laten we naar de rode salon gaan om de jarige te feliciteren. Een gesprek over Hetty maakt je droefgeestig. Hoe kon je je met haar verloven, Tom? Jullie karakters zijn volkomen verschillend. Weet je wel zeker dat een huwelijk tussen jullie kans van slagen heeft?”’
Praten in boeken verschilt altijd van praten in de werkelijkheid. De werkelijkheid is meestal uitgebreider, kent meer herhalingen. De schrijver weet dat en probeert de gesprekken die hij opschrijft toch een zekere natuurlijkheid mee te geven. Onder meer door de suggestie van aarzeling, onzekerheid die de werkelijkheid ook kent.