De hond in de pot
Het overkomt mij gelukkig niet vaak, maar een enkele keer is het raak: ik kom te laat thuis en vind de hond in de pot.
Trouwens, bij mij gaat het anders: ik kom binnen en vind een van de katten op een etensbord waarop nog een paar resten liggen. Maar het komt op hetzelfde neer.
De hond in de pot vinden betekent zoveel als: thuiskomen als het middagmaal afgelopen is en er niets meer te eten valt.
Alleen de hond is bezig de potten en pannen uit te likken.
De uitdrukking bestond al in de middeleeuwen: ‘de hont is in de scapraden’, ofwel: de hond zit in de etenskast.
In de zeventiende eeuw heette het: de hond in de hutspot vinden, dat wil dus zeggen datgene wat er van de hutspot is overgebleven. Nu vertelde ik hierboven over mijn katten, die zo gemakkelijk even bij je aanwippen als je aan tafel zit en die altijd klaar zitten je plaats in te nemen als je opstaat om iets te pakken.
Is de huiskat wat betreft het aflikken van borden een soort moderne vervanging van de hond?
Nee, in Zuid-Nederland kent men al lang het spreekwoord: ‘de kat in de ketel vinden.’ En dat betekent weer hetzelfde.
Mijn eigen katten zijn verwende dieren, die uitsluitend het beste van het beste wensen te nuttigen. De laatste tijd ontwikkelen ze evenwel de neiging - om het even wat er geserveerd wordt - te proeven: dat is niets anders dan snoepzucht.
De ouderwetse honden en katten hadden het moeilijker. Die leidden een ingewikkelder bestaan. Mensen waren meestal veel harder voor ze, en onverschilliger. Dus niks geen vers hart van de keurslager, maar eten wat de pot schaft. Dat wil zeggen: de resten.