Nu keren we terug tot datgene dat de jonge, pas afgestudeerde arts ku... eh vagina noemt en mijn zuster op verzoek van haar dochtertjes poezelefoes. Poezelefoes. Dat is toch niet gering. Ook dit woord is een verdoezeling, of liever een verpoezelefoezeling van dat ding dat je niet bij haar meisjesnaam mag noemen, die kut dus.
Omdat het menselijk geslachtsleven zich lange tijd onder de dekens heeft afgespeeld, zijn ook de ingrediënten ervan in het duister geraakt. In dat duister zwerven schimmige figuren rond, bij voorbeeld jongetjes die over de geheimen van het leven leren en dan plotseling beginnen te begrijpen dat die geheimen namen hebben die zelfs de ingewijden niet mogen uitspreken.
Maar zelf zijn zij geen ingewijden, en daarom schrijven zij de namen van het ontdekte geheim op muren.
Maar het geheim is niet zo geheim meer.
Hoe komt dat?
Door allerlei oorzaken zijn wij, eigenlijk sinds de jaren zestig van deze eeuw, veel opener geworden over onze seksualiteit. Ook de dames, per slot van rekening bezitsters van zo'n kut, begonnen te veranderen.
Sommige dames.
Ik zal een voorbeeld geven. Onder studentes is het heel normaal over kut te spreken als ze kut bedoelen.
Dat heeft te maken met het feminisme, de vrouw die voor haar rechten opkomt, die het niet meer neemt dat het enige recht van een vrouw het aanrecht is.
De studentes (en natuurlijk niet alleen zij, maar toevallig weet ik het daarvan) zijn twintig tot vijfentwintig. Zij komen na de generatie vrouwen die de voorvechtsters genoemd kunnen worden van de nieuwe vrijheid. Die voorvechtsters zijn allemaal wat ouder, en als zij het woord kut in de mond nemen, klinkt het toch anders, wat meer aarzelend, en toch als een soort geuzennaam.
Maar de generatie daarna, en de kinderen die zij weer zullen krijgen, hoeven de strijd van de eersten niet meer te voeren.
Zij kunnen oogsten.
Misschien komt er wel een tijd dat we met hanepoten geschreven ‘vagina’ op de muren zien staan.
Of poezelefoes.