Vooral op dit laatste punt is veel onderzoek verricht.
Onderzoekers stelden formules op, waarmee je kon uitrekenen hoe begrijpelijk bij voorbeeld een bepaalde tekst was voor huisvrouwen met twee jaar mavo.
Ook hier kon je bijna zeggen: iedere onderzoeker stelde zijn eigen formule op. Heel verwarrend. Maar ongetwijfeld zal de voortgang in de wetenschap ervoor zorgen dat wij over een aantal jaren één onweerlegbare formule bezitten waarmee wij in het vervolg definitief de leesbaarheid van geschriften kunnen bepalen.
Of toch niet?
Ach, natuurlijk niet. Wat kan een formule uithalen bij zo iets ingewikkelds als ‘leesbaarheid’? Als ik echt heel nodig iets moet weten en ik kan dat vinden in een boek dat eigenlijk te moeilijk voor mij is, kan ik met behulp van encyclopedie en woordenboek een heel eind komen. Als ik maar wil!
Daarom is het ook een beetje overdreven wanneer bij voorbeeld een bibliothecaresse zegt: ‘Dit boek is voor een kind van twaalf te moeilijk.’ Ja, voor sommige kinderen van twaalf zijn bijna alle boeken te moeilijk. En dat een universitair leerboek te ingewikkeld is voor een meisje van vijftien met drie jaar havo: daar heb je ook geen formules voor nodig.
Als het er echt om gaat, moeten die formules altijd te kort schieten.
Dit alles wil overigens niet zeggen dat er niets bekend is over de mate van moeilijkheid van bepaalde teksten. Maar voorlopig is die kennis nog summier. Er is geen enkele reden om hoog van de toren te blazen als het over leesbaarheid gaat. Pas dus op wanneer dat woord ergens opduikt. Degenen die het gemakkelijk gebruiken en op onderzoekingen wijzen, weten er meestal niets van.