weg. En juist dat overzicht veroorzaakte in de zaal een ruimtelijke werking, die de gebeurtenissen dichterbij haalde. Toen kwam die laatste scène. Cyrano, moe en gewond, rekent af met zijn leven. Geen grote uithalen meer, geen loeiend gelach. Een stervende man, heel dichtbij gehaald door de camera. Dat werkte wel.
Zo gaat het vaak bij de tv. Schrijvers die voor dat medium werken kunnen er ook maar beter rekening mee houden. De camera is zo meedogenloos, zoals dat heet, dat alles wat ook maar een beetje overdreven is, of lijkt, aan de kaak wordt gesteld.
Zowel het taalgebruik als de gebaren moeten zo sober mogelijk worden gehouden. Gevoelens moeten gesuggereerd worden.
Dat laatste komt neer op het volgende: mensen zeggen iets anders dan ze bedoelen. Of ze omzeilen de rechtstreekse mededeling. De kijker evenwel begrijpt uit het voorgaande wat zij willen zeggen. Dat wekt spanning op.
Een voorbeeld:
In de eerste scène zien wij hoe een vrouw wordt aangereden door een tram. Wanneer zij de ziekenauto wordt ingedragen, pakt een politieagent haar tasje en doet het open. Er zit een zakagenda in. Hij opent deze en leest haar naam: A. Jansende Bruin.
In de volgende scène staat de politieagent voor een huisdeur. Hij belt aan bij het bordje B. Jansen. Een man, rond de leeftijd van de aangereden vrouw, doet open.
De kijker weet, door combinatie van gegevens, nu het volgende:
Er is een vrouw aangereden die A. Jansen-de Bruin heet. Het is kennelijk erg wat er met haar gebeurd is, anders hadden ze wel even opgebeld of haar man (is het haar man, die B. Jansen?) naar het ziekenhuis kwam. Maar misschien hebben ze geen telefoon.
De kijker verkeert nog in onzekerheid of de vrouw dood is dan wel zwaar gewond. Hij weet nog niets over haar overlevingskansen.
In ieder geval is er een mededeling die de politieagent kan doen: mevrouw A. Jansen-de Bruin is aangereden door een tram. De agent staat voor de deur. De man doet open:
‘Goedemiddag. U bent meneer Jansen, de echtgenoot van