Stilte. Dat kan dus niet in een hoorspel, dus we laten een woestijngeluid horen: de woestijnwind.
Nou nou, denkt de luisteraar. Het waait aardig. Zeker Friesland.
En O ja, we hebben nu wel een auto gehoord, maar we weten nog niet wie er in zit: een man of een vrouw of zelfs meer personen.
Dus nu moet die man de luisteraars kenbaar maken dat hij alleen in die auto zit en hij zich in de woestijn bevindt. Want we kunnen toch moeilijk een zachte commentaarstem invoeren die zegt: ‘Dames en heren luisteraars, wij bevinden ons nu met de heer Wim de Bruin in de woestijn. Zojuist heeft zijn jeep, merk Ranch Rover, het begeven.’ Nee, die man moet ons als luisteraars zelf zijn situatie maar duidelijk maken. En omdat er niemand is om tegen te praten, praat hij in zichzelf, hardop, want als hij het stil doet, zoals normaal is, dan horen we nog niks.
Daar klinkt zijn stem:
‘Nou sta ik ook mooi voor joker, midden in de Sahara, met een jeep zonder benzine, en de veldfles leeg. Laat ik eens om mij heen kijken. Nee, ik zie niemand.’
Een leuke tekst. En hij kan helemaal niet.
De lezer begrijpt het natuurlijk al: een man alleen in de woestijn is een van de moeilijkste dingen die je in een hoorspel kunt laten horen. Want iemand laten horen die tegen zichzelf praat, klinkt onnatuurlijk. We praten weliswaar vaak tegen en in onszelf, maar zelden zeggen wij: ‘Wij gaan nu even rondkijken of er iemand aankomt.’ In de eerste plaats brengen wij zo'n gedachte die in ons opkomt nooit volledig onder woorden en in de tweede plaats klinkt het bijzonder houterig. Het moet dus anders. En misschien is het aardig om eerst eens over die vraag na te denken alvorens ik verder ga met dit probleem. Het gaat dus om het volgende: hoe kun je een man zonder benzine in de woestijn op een acceptabele manier zijn situatie laten uitleggen aan een publiek van luisteraars, zonder dat dezen denken: ‘Het is maar goed dat die idioot zo ver van ons af in de woestijn zit. Laat hem maar lekker zitten!’
We noemen het hoorspel ‘De man in de woestijn’. Wordt vervolgd.