Koning Joop
Er was eens een slechte koning. Die heette Joop. En er was eens een goede koning: die heette Jasper.
Het jongetje dat deze tekst eens opschreef, heet toevallig Jasper. Hij is mijn zoon en hij schreef dit wel zeer korte verhaal toen hij zes jaar oud was.
Als hij niet een klein jongetje was geweest, zou het verhaal wat ijdel overkomen: die goede koning immers heet precies als hij. Maar zo ijdel is het verhaal helemaal niet. Binnen Jaspers droomwereld was (en is) hij een held. De rest bestaat uit helpers en schurken.
Toen Jasper zijn verhaal wilde schrijven ging hij voor een stuk leeg papier zitten en schreef de hierboven afgedrukte tekst, die hoe dan ook een bepaald effect bij de lezer teweegbrengt. Er was eens een slechte koning.
Dat is een klassiek begin van een sprookje. Toen hij het verhaaltje schreef kende hij al heel wat sprookjes. Hij imiteerde dus in zijn eigen verhaal de sprookjesstijl zoals hij die zonder dat iemand hem daarop wees, geleerd had.
Na die eerste zin komt er iets dat de lezer aan het lachen maakt. Waarom? Om het onverwachte ervan. Er was eens een slechte koning. Die heette Joop.
Nu weten wij dat koningen zelden Joop heten. Koningen heten Arthur of Boudewijn. Nooit Joop. Joop is meer de naam voor een Nederlandse minister-president, net als Dries of Piet. Joop is niet verheven genoeg voor een koning.
Als je die koning dan toch Joop noemt, streef je een bepaald effect na. Dat wil zeggen: als je het bewust doet. In Jaspers geval was daarvan geen sprake. Hij was nog veel te klein om bewust effecten na te streven. Hij wist gewoon nog niet hoe