De terugkeer van Buffalo Bill
(1971)–Rudolf Geel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
[pagina 24]
| |
Omkijken1896. De dag dat Borgnine wordt geboren. Het is zomer en warm. De vader, sinds kort eigenaar van een cafetaria, staat al vroeg op. De straat ruikt naar jasmijn. Kinderen klepperen over de straatstenen. Twee buurvrouwen houden de wacht bij zijn vrouw; op de vuurplaat staan ketels water te koken. Binnen is het niet om te harden, stoom hangt in de ruimte en onwillig luistert Borgnine senior naar de stemmen op de bovenverdieping, maar er zijn geen kreten van een kind en ook zijn vrouw is merkwaardig stil. Een van haar helpsters komt beneden en zegt dat het nog wel een ogenblik kan duren. Borgnine peinst over de betekenis van ‘ogenblik’. Als hij nu een zoon krijgt zal diens toekomst dan bepaald zijn op het ogenblik dat de schaar hem van de moeder scheidt? En als de zoon is opgegroeid, zal de vader zich dan herinneren hoe hier op 26 augustus de jasmijn geurde, terwijl toen om tien uur in de morgen al een slaapverwekkende hitte zijn zenuwen verlamde. Ja, dit ogenblik waarin Borgnine zijn verleden ziet voorbijtrekken, alsof het haast heeft, alsof hij hiermee zijn jeugd afsluit. De tijd verstrijkt. Op de bovenverdieping klinken kreten met onregelmatige tussenpozen. Daar is iemand met pijn en dat is niet het kind. De aanstaande vader Borgnine begint bang te worden. Hij vergeet dat het daarvoor te warm is, hij is vanaf dat ogenblik niet langer jong. Zijn ogenblik verandert in een voortdurende verantwoordelijkheid. Borgnine voelt dat hij wordt vastgenageld. | |
[pagina 25]
| |
Fracassi Borgnine was vijf jaar toen zijn vader hem verhalen begon te vertellen over Europa. In deze verhalen, die vol waren van overdreven kleurige huizen en wilde feesten, lag een groot verlangen zijn huidige bestaan op te breken. Maar dat wist Fracassi niet. Aan de overkant van de oceaan, door zijn vader steevast ‘dat rampzalige water’ genoemd, was het land goed en het leven was er zoet, de mensen schreeuwden en zongen daar bijzonder hard, en toch ging alles heel langzaam. Nooit veranderde iets in die verhalen. Daar aan de overkant was een uitgestrekt luilekkerland en je hoefde je hand er eigenlijk maar naar uit te strekken om het te pakken. - Fracassi, zei z'n vader. Je toekomst ligt hier. Je moeder wil dat je dit restaurant gaat beheren. - Ik wil leren lezen, zei Fracassi. - Je moeder wil het restaurant, zei z'n vader. - En jij? vroeg de zoon. - Ah, zei de vader. Laten we er niet meer over praten. Fracassi onderhield vriendschappelijke relaties met zijn oom Al, van wie zijn moeder niet hield, hoewel hij toch haar broer was. Hij kwam nog maar sinds kort bij hun over huis en volgens zijn moeder zouden eerdaags deze bezoeken wel weer stoppen voor een jaar of vijftien.
Toen Fracassi werd geboren had zijn vader nagedacht over dat ogenblik. Maar daarna had hij wel iets anders te doen dan na te denken over tijd. Tijd was iets waarvan je altijd te weinig had. Tijd was de periode tussen bestellen en opdienen. Tijd was de mis die vroeger te lang had geduurd en waarheen hij nu niet meer ging. Borgnine senior voelde zich waarschijnlijk een pakdier, met drie kinderen, waarvan twee dochters, voor wie hij moest werken. Op een dag vertrok hij naar het noorden met zijn zwager Al. Fracassi's moeder stak de handen uit de mouwen en stelde zich op achter de fornuizen. | |
[pagina 26]
| |
Dat was in 1901, het werd toen al herfst.
Fracassi dacht wel na over tijd. Hij dacht daarover na als hij op school zat. Hij droeg een bril en om die reden noemde zijn onderwijzer hem ‘professor’. Er zat iets vernederends in om professor genoemd te worden. Fracassi hield erg van baseball, hij kon het alleen niet goed. Later speelden zijn vriendjes rugby, maar hij had geen zin om steeds omvergelopen te worden. Hij probeerde de feiten van de geschiedenis te onthouden. Er waren ook leuke dingen gebeurd, bij voorbeeld de reis van Columbus die dit land ontdekt had. Hij stelde zich zoiets voor: je ging op weg, je wist niet waar naar toe en je hoopte alleen ergens als eerste aan te komen, net als bij hardlopen. Als iemand je vóór zo'n reis vraagt: hoelang denk je erover te doen, dan vraag je: waarover. Ja over die ontdekkingsreis. Ontdekkingsreis, misschien is de wereld verder één grote sloot water. En toch stapte hij in zijn bootje en zeilde dat rampzalige water over, maar voor hem was het niet rampzalig, maar vrolijk, en spannend, want hij wist natuurlijk nooit wanneer hij land zou zien. Fracassi werd zwetend wakker midden in de klas. De zon scheen in zijn gezicht. Vogelpoep op de ruit. De onderwijzer prikte met zijn aanwijsstok in zijn richting en zei: - Fracassi Borgnine, wat waren de laatste woorden van president Lincoln? - Daar was ik niet bij meneer, zei hij, en terwijl de klas lachte vroeg de onderwijzer met de kalmte van iemand die paraat staat voor de door hem onderkende belangen der geschiedenis: - Fracassi Borgnine. Wie heeft je deze smakeloze grap aan de hand gedaan? - Niemand meneer, zei Fracassi. | |
[pagina 27]
| |
- Niemand meneer! galmde de onderwijzer. Wat denken jullie rot-Italianen wel! Dat je mij kunt beledigen! Mij, mijnheer Borgnine, beledigt u in deze woorden. En is het waar dat uw moeder, mijnheer Borgnine, negers aan haar tafel laat eten? - Ja, stotterde Fracassi, als het restaurant gesloten is. - En gaat het de volgende dag niet weer open? Informeerde de onderwijzer. - Ja meneer, zei Borgnine. - Je bent een bijzonder wijs kereltje, zei de onderwijzer. Jullie moeten dat maar goed doen, met die negers, voor je het weet ben je zelf stoker op zo'n drijvende... op zo'n schip Borgnine! - Dan ga ik naar Italië, zei Borgnine. En daar word ik rijk. - Eruit! schreeuwde de onderwijzer. Weet je niet dat in Italië schooiers van jouw soort omkomen van honger? Waarom denk je dat je vader naar dit land gekomen is Borgnine? Fracassi wist het niet. Wel wist hij zeker dat zijn moeder nooit een neger in de cafetaria had toegelaten. | |
Fragmenten‘Filmverhalen zijn natuurlijk fragmentarisch. Dat is maar gelukkig. Stel je voor dat je iemands hele leven zag voorbijrollen, alsof je dat zou kunnen uitzitten. Wij gaan naar de bioscoop of lezen een boek (daarmee wordt het al ingewikkelder) om uit fragmenten iets over een hoofdpersoon te weten te komen. De rest mogen wij zelf invullen, en omdat wij onszelf het beste kennen, vullen wij onszelf in, dat is degene die wij denken te zijn. Als een inspecteur neerknielt bij het lijk van zijn slachtoffer, dan weten wij als toeschouwers dat hij daarmee onze | |
[pagina 28]
| |
tegenstander onderzoekt en tegelijk beweent. Hij is even tragisch geworden als wij onszelf vinden. Want die filmfiguur wordt niet tragisch omdat hij dat wàs, maar omdat wij dat menen te zijn, of zijn, dat komt op hetzelfde neer. De rol die de regisseur speelt is die van de aangever van al dat onheil, dat misschien onze troost wordt.’ Het is een warme morgen. Borgnine, achttien jaar oud, ligt met een meisje in het naar kamperfoelie ruikende gras. Hij is van plan om weg te gaan, hij aarzelt nog wanneer. De zon steekt in zijn nek, hij maakt zijn boord los. Marylou praat tegen hem. Hij luistert niet naar haar. Hij luistert naar het zoemen van een bij. Hij maait met zijn hand om zich heen en Marylou onderbreekt haar verhaal om hem te zeggen dat hij dit moet nalaten. Hij legt zijn hand op haar enkel. Zo blijft hij een ogenblik. Marylou zegt dat zij te oud wordt voor vriendinnen. Zij is oud genoeg voor baby's. Borgnine sluit zijn ogen en laat de troebele beelden die hem besluipen naar voren komen. - Een vrouw heeft vriendinnen nodig Marylou, zegt hij. En weet je wat een vrouw nog meer nodig heeft? Marylou glimlacht naar hem. - Geld, zegt Borgnine. Marylou begint te lachen. Borgnine weet beter. Hij kan de cafetaria beheren. Ook kan hij zijn vader achterna reizen en in Chicago geld verdienen als water. Voorlopig zit hij in dit veld en zegt: - Sommige mensen voelen zich opgesloten in te kleine stadjes. - Grote uitvinders, antwoordt Marylou. Hij voelt zich opgeblazen. Zenuwen prikken in zijn maag.
Na twee films die een middelmatig succes opleverden (Man on a trail; Vagabond cowboy) werd Borgnine door | |
[pagina 29]
| |
de studiodirectie aangesteld als regisseur van Buffalo Bill. De naam van die film stond al garant voor succes. Omdat het een zwijgende film was, lag de nadruk op actie en dus op geweld. Borgnine evenwel portretteerde zijn personage niet alleen als een schietmachine, een brok onwaarschijnlijke moed (en domheid), zoals dat in die jaren de gewoonte was, hij gaf hem ook een portie sentiment. En zo leek de held op een mens. De massa's liepen storm voor hem. In het familiealbum van Borgnine staat de regisseur temidden van een groep toeristen bij het graf van de echte Buffalo Bill Cody, op Lookout Mountain in de staat Colorado. Borgnine gaat half schuil achter een forse dame die een zakdoek naar haar mond heeft gebracht. Wat zal die gesnikt hebben bij het aanschouwen van de film. Borgnines aanwezigheid doet haar natuurlijk niets.
Morgen zal hij de afspraak met de schrijver voortzetten. Buiten rijden een paar meisjes naar het strand. Het is vrijdag, aan het einde van de dag worden laden dichtgeschoven en opgelucht begeven medewerkers zich naar huis. Maar de schrijver zal morgen opnieuw bij hem komen met ideeën, waarvan één misschien bruikbaar is. En ook deze man zal Borgnine naar huis sturen, het strand op; zelf blijft hij achter met in zijn hoofd de zorgen om een scriptfiguur die maar geen gestalte wil aannemen en vaag blijft. En de schrijver zal naar huis gaan maar ook hij blijft piekeren over de man die geen gezicht wil krijgen, hoewel de acteur die hem gaat spelen al gecontracteerd is. Zal hij hem rijk maken, een mecenas? Of bereidt hij in stilte een complot voor? En waarom moet hij in ieder geval goed zijn in baseball, de man die de schrijver voor ogen zweeft houdt van stilte en gaat forellen vissen in de Canadese rivieren. En Borgnine denkt aan al die medewerkers die een deel | |
[pagina 30]
| |
van zijn kansen op succes in handen hebben. Hij heeft al verschillende mensen naar huis gestuurd, maar dat brengt de ideeën niet dichter naar hem toe. Opeens, op een maandag bijvoorbeeld, is de opzet uitgewerkt, en de man zonder gezicht krijgt duidelijke trekken en tics, kapsones, hij wordt menselijker dan de mannen die hem verzonnen hebben, althans op het eerste gezicht, omdat hij bestaat uit een aantal voor de hand liggende eigenschappen. Deze man heeft alleen hoofdpijn na een nachtje doorzakken, en geen last van diarree. Hij gaat ook niet in de stilte op forellen vissen. Hij is bedacht om avonturen te beleven om daarvan droeviger en wijzer te worden. Daarna verdwijnt hij uit het beeld. Misschien zal zijn geprojecteerde beeltenis vallen, misschien levert zij geld op. Als de held struikelt gaat Borgnine mee.
- Je moet mij aan een baan helpen, zei zijn vader. Je kunt mij nu niet alleen laten zitten. Je hebt het goed jongen, dat is duidelijk aan je te zien, jij zit vast dik in je geld. Je moet op jezelf gaan passen en een vertrouwde lijfwacht huren. - Ik heb geen baantje voor je, zei Borgnine. Hoewel ik je ondergang als lijfwacht wil meemaken. Gaat je bus nog niet? - Bij sommige van die films van je heb ik zitten huilen! zei z'n vader, en de zoon stelde zich voor hoe hem dat huilen afging met een pistool in de holster aan zijn schouder. - Gisteren herinnerde ik mij haarscherp je geboorte Fracassi, zei Borgnine senior. Ik dacht: nu ga ik oud worden. Ik stond in de keuken water te koken en in mijn onhandigheid liet ik een emmer kokend water over de vloer lopen, net toen jij was geboren, ik hoorde je al schreeuwen. | |
[pagina 31]
| |
- Hoeveel water zat er in die emmer? vroeg de zoon. - Ik dacht aan Italië, zei z'n vader. Ik dacht aan Rome. Aan de kroegen in Trastevere waar je grootvader een leven lang heeft rondgehangen. Ik was ontroerd door dat gekrijs van jou en intussen zag ik Engelse toeristen over het Piazza Navona lopen en kleine jongens om de Fontana di Trevi en ik dacht: nu herinner ik mij alleen nog de dingen die een toerist met zich meeneemt. Ik hoorde jou steeds harder schreeuwen, dat is een echte Italiaan dacht ik, maar wat is dat eigenlijk, een Italiaan, wat kan hij hier vinden dat hij thuis niet heeft? Geld... - En dat is op, zei z'n zoon. - Ik ben blut, antwoordde de vader. - En nu kom je naar mij. - Ik kan ervoor werken. - Wat voor gevoel gaf dat toen ze oom Al doodschoten? - Een rotgevoel, zei z'n vader. En de zoon dacht erover na hoeveel mensen hijzelf voor een minuut had laten doodschieten, terwijl hij nu niet wist wat voor gevoel het gaf wanneer daar een zwager en partner van je lag, met een bebloede kop, stervend in eigen vuil en in dat van de stad. Wat had hij eigenlijk gevoeld wanneer hij zich klaarmaakte voor het draaien van zo'n scène? Hij zou zijn eigen vader eens moeten gebruiken. Met echte kogels, zodat deze niet hoefde laten merken dat hij niet kon acteren. | |
MarylouToen zijn vrouw haar eerste kind verwachtte herinnerde hij zich Marylou die er al drie had. Hij vroeg zich af in hoeverre Marylou een idee had wat voor werk hij deed. Natuurlijk ging zij keurig gekapt een keer per week naar de bioscoop, en ongetwijfeld had zij films | |
[pagina 32]
| |
van hem gezien, en zij zou op een vreemde, bijna achterlijk-provinciale manier trots zijn en misschien om zijn handtekening vragen, maar niet meer naar hemzelf. Hij was onaantastbaar. Toen hij dieper nadacht kwam hij tot de conclusie dat iemand als Marylou eerder de handtekening van de hoofdrolspeler zou verlangen, van de ster, en dat hijzelf niet langer reëel voor haar was, een naam, een herinnering, geen tragische held of een geslaagde gangster. Hij besloot haar nog eens op te zoeken als hij in zijn geboorteplaats kwam.
- Is het waar dat iedereen in Hollywood minstens één gouden kies heeft? - Daar heb ik nooit op gelet. - En leid je nu werkelijk een slecht leven? Je bent getrouwd, maar dat zegt heus niets bij jullie. Na een half jaar gaan jullie weer scheiden. - Ik weet het niet. Ik weet het echt niet. - Je hebt twee zwembaden! En je hield niet van zwemmen! Je durfde nooit in het water! - Dit zijn verwarmde zwembaden. Vind je de foto's mooi die ik heb meegebracht? Ik dacht dat je Clark Gable nog wel wilde hebben. En kijk, dit is een foto van mij op de set. - Op de wat? - Terwijl ik aan het werk ben, bij de film. Daar loopt Boris Karloff door het beeld. Vind je dat niet interessant? Heb je Het monster van Frankenstein gezien? - Dat heb ik nooit gezien. - Zou je filmster willen zijn? - Ik zou wel eens op vakantie willen in Europa. Weet je dat de zuster van mijn man naar Europa gaat? - Zal ik een vakantie voor je betalen? Door heel Europa. | |
[pagina 33]
| |
- Dat zou wel fantastisch zijn. Maar mijn man wil dat niet. Hij heeft een hekel aan jou. Alleen omdat je vroeger zo bevriend was met mijn ouders, meer dan hij nu eigenlijk. - Was ik met jou dan niet bevriend? - Met mij ook. Maar ik wist toch dat je weg zou gaan, dat maakte het anders. Je was meestal erg onaangenaam tegen mij. Ik vond je natuurlijk wel aardig, en ik vind het fijn voor je dat je succes hebt. Wat doet je vader? Je oom Al is vermoord hè? Ik bemoei mij liever niet met dat soort zaken. - Ben je bang erdoor aangestoken te worden? - Ik ben bang voor die wereld. - Wat betekent dat? Dat je liever hier blijft? - Ik ben gewoon hier. Daar gaat het voor mij om. Begrijp je dat niet? Ik vond je vroeger wel heel aardig. - En eigenlijk nog? - Dat zeg ik niet. Dat zeg ik maar liever niet. | |
InterviewJa, je vraagt nu wel hoe ik erbij ben gekomen. Dat is heel simpel. Dat is net zo'n verhaal als oude mensen ophangen, over de dagen van vroeger die zo gemakkelijk waren en die daarom niet meer terugkeren. Als je ouder wordt vergeet je gewoon de entourage van de dingen die als gemakkelijk in jouw geheugen staan gegrift. De beroerde sociale omstandigheden, het gebrek aan opleiding bij zoveel meer mensen dan nu. Vandaag heb je op ieder terrein specialisten, als je twaalf bent begin je al met specialiseren en voor avonturiers is weinig plaats, tenzij je je in avontuur specialiseert. Dat is in het kort mijn hele verhaal. Ik kwam daar gewoon voor een baantje. Maar ik interesseerde mij voor camera's en ik keek die regisseurs de kunst af. Er was meest- | |
[pagina 34]
| |
al weinig af te kijken. Het mooist vond ik de afdeling speciale effecten. De hobbelpaarden voor een langsvliegend weiland in back-projection. Op een dag verscheen de regisseur niet op de set. En toen zeiden ze: dat jongetje daar moet het maar doen. Dat wil zeggen: ik stond allang vooraan. Om zoiets moet je vandaag niet meer komen. | |
Een gangsterEen sauna. Lorenzo Borgnine verschijnt uit de stoomwolken, een handdoek om zijn middel. Hij laat zich masseren en kamt even later zijn haar; hij strikt zijn das en knoopt zijn jasje dicht. Nadat hij een deur heeft geopend betreedt hij een naar olie stinkende ruimte waar boksers aan de gang zijn met ballen en springtouwen. In de hoek is een ring waarin twee jongens zich onledig houden met schijnboksen. Een aantal oudere mannen hangt rond bij de touwen. Een ogenblik blijft Lorenzo staan, daarna keert hij zich abrupt om en loopt naar de deur. Een dikke man in een glimmend pak geeft een teken en twee jonge kerels met brede schouders en slappe hoeden maken zich los uit een groepje reporters dat naar de verrichtingen in de ring kijkt. Het schijnboksen is inmiddels overgegaan in een gevecht waar klappen vallen. Lorenzo bereikt de deur, opent die, loopt een steeg in. Hij fluit onbezorgd, maar dat is overdreven, omdat de tijd dat het hem meezat is verbruikt. Lorenzo heeft vrouwen bezeten en aan baccarattafels om hoge inzetten gespeeld. Hij loopt door de steeg en aan het einde ervan flitst het verkeer voorbij. Vier uur in de namiddag. De deur gaat opnieuw open, nog vijf stappen en Lorenzo zal de hoek omgaan en een taxi aanroepen. | |
[pagina 35]
| |
- Al! Hij keert zich om en op hetzelfde moment ziet hij twee jonge mannen in het steegje. Lorenzo duikelt op een onelegante, sukkelige wijze achterover, slaat tegen de grond, beweegt zich nog even. Een sirene. Van twee kanten rennen politiemannen de steeg binnen. De twee jonge mannen brengen hun stenguns weer in de aanslag op hetzelfde moment dat zij even vreemd en zonder controle over hun lichaam als Lorenzo ter aarde storten. De inspecteur komt van de kant van de hoofdstraat de steeg binnen en knielt neer bij Lorenzo. - Kan ik iets voor u doen? vraagt een agent. - Laat hem zo maar liggen, zegt de inspecteur. Lorenzo opent zijn ogen die niet meer dan een vlek kunnen waarnemen. De inspecteur buigt zich over hem heen, luistert. Wat Lorenzo wil zeggen is onbelangrijk en hij wil uitsluitend water, maar er is geen water, dat wil zeggen geen tijd genoeg om het te halen. En de dokter kan het steegje binnenkomen en zijn tas openknippen: niet nodig. De dokter pakt Lorenzo's hand, kijkt op naar de inspecteur die flauwtjes glimlacht, schuift de ogen toe van de dode gangster, staat op, pakt zijn tas, haalt zijn schouders op, en ook de inspecteur probeert zijn schouders op te halen, maar hij laat het na, knipt met zijn vingers, staat op, zoekt om zich heen naar een zeil dat Lorenzo moet bedekken, denkt misschien een ogenblik aan een jas, tenslotte kent hij de gangster te lang om hem op de straatstenen te laten liggen, maar ja, waarom niet, een lijk voelt dat niet meer. - O.K.! roept Borgnine. We doen dit voor de laatste keer! | |
[pagina 36]
| |
Omkijken- Slet! Smerige rothoer! Hij kijkt om zich heen, maar alles is zo proper, de foto van zijn moeder... Hij aarzelt. De foto van zijn moeder. Met wat anders kan hij gooien? Hij staat in de verkeerde hoek. Hij trekt zijn schoen uit en smijt die naar het blonde hoofd van het meisje op de sofa. - Ik ben je dochter niet! schreeuwt het meisje. Weet dat ik godverdomme die trut van een dochter niet van je ben.
Na 1940 begint een moeilijke tijd voor Fracassi Borgnine. Het kost hem moeite aan de slag te komen. Het is niet zo dat producers hem uitlachen. Maar ze hebben geen werk voor hem. Borgnine bedenkt een paar plots en huurt op eigen kosten een schrijver. Dat heeft natuurlijk geen zin. Wat heb je aan een schrijver zonder studio? Het verhaal waaraan hij werkt en dat hij met zichzelf erbij wil verkopen, is een slap aftreksel van wat hij vroeger maakte. In 1940 lijkt het op werk van twintig jaar terug. In 1941 trouwt hij voor de tweede keer. Hij heeft zijn vrouw in New York ontmoet, waar zij als verkoopster in een herenmodezaak werkt. Hij bezit nog wat geld. Hij is tien jaar ouder dan zij, maar dat kun je hem niet aanzien. Borgnine neemt haar mee naar Hollywood. Zijn nieuwe echtgenote is niet ambitieus, het kan haar niet schelen of haar man werkt, als de zaken bij haar thuis maar naar haar zin gaan. Zij is weinig eisend. Borgnine beseft alleen dat hij kleurloos begint te worden, zijn omgeving zuigt de sappen uit hem weg. Is dat eigenlijk wel waar? Hij is voortdurend doodmoe, hij heeft bijna niets | |
[pagina 37]
| |
om handen. Plotseling, in 1944, is er weer werk voor hem. Hij maakt een oorlogskomedie waarin hij zelf weinig plezier schept. Van tevoren weet hij dat de humor van de onderneming niet zal aanslaan. De oorlog is op zijn hoogtepunt, grappen liggen uitstekend in de markt, maar Borgnine weet niet precies welk soort grappen en daarom wordt zijn komedie een mislukking. Hij mist de flair de gags uit het script adequaat om te zetten in beelden. Als hij op een middag thuiskomt ligt zijn vrouw tot zijn verwondering met een ander in bed, iemand die hij niet eens kent. Hij ritst de dekens weg en barst in lachen uit. Voor zijn vrouw is dit een reden bij hem weg te lopen. Het probleem is dat hij hierdoor uit zijn concentratie raakt, dat wil zeggen wordt herinnerd aan de tijd dat zulke gebeurtenissen hem radeloos maakten. Maar het kan hem nu niet meer schelen. Hij ervaart haar verdwijnen uitsluitend als een ongemak.
Ook in de periode van 1950 tot '53 had Borgnine weinig te doen. Langzaam raakte hij door zijn geld heen, het laatste jaar moest hij zijn vrouw een aantal dingen weigeren, zoals een vakantie samen met een vriendin naar Florida. Hoe moest hij er nu achter komen wat hij nog waard was? Daarnaast voelde hij voortdurend sterker de behoefte de prestaties uit het verleden te toetsen aan het heden. Maar die films waren vergeten, die waren voorbij. Waarom maakte hij zich daarover zorgen? Het enige doel in je leven is immers het vol te stouwen met dingen die achter de rug zijn. Borgnine had voldoende achter de rug om het een tijdje rustig aan te kunnen doen. Zijn verleden was bijna overgeorganiseerd. Zijn films vormden het bewijs dat hij iets had gekund. Ambitieuze mensen willen dat zelf nooit geloven. Zij willen aan zichzelf bewijzen dat zij nog even vaardig zijn in | |
[pagina 38]
| |
hun kunst als vroeger. De ongemakken die gepaard gaan met al die vermoeiende inspanningen nemen zij op de koop toe. Je moest dus laten merken dat je nog niet was afgedankt. Maar als Borgnine door de straten liep, dankte hij zichzelf af, op elke plaats waar etalages de vindingrijkheid van een volgende generatie toonden, waar bioscopen in tientallen stills lieten zien dat ook nu nog gewerkt werd, tot in der eeuwigheid waarschijnlijk, hoewel ze dat geen van allen gingen meemaken.
Borgnine dronk samen met zijn vriend Caldwell, een huisarts, gin op een terras. - Waarom werk jij eigenlijk niet? vroeg Borgnine. Gaan er geen mensen meer dood? - Nou Fracassi, zei de dokter. Dan zal ik jou maar eens vragen of er nog films worden gemaakt. - Niet door mij, zei Borgnine. - Dat is een voordeel van mensen helpen met doodgaan, zei de dokter. Je hebt er geen producent bij nodig. Om van die te horen dat het doodgaan voortgang vindt op grote schaal, maar nergens in jouw stijl, voor jouw prijs, al is die nog zo laag. In jouw stijl past alleen nog het met klapwiekende armen sterven van een gangster uit de twintiger jaren, of de machtige sprong tijdens welke Errol Flynn verkleed als kaper iemand niet alleen over de kling jaagt, maar sierlijk een eeuwigheid instuurt die veel overeenkomst moet vertonen met de balzaal van Louis Quatorze. - Waarom zeg je niets Fracassi? vroeg de dokter. Ik denk dat we allebei toch wel oud genoeg zijn om te weten dat er weinig eer valt te behalen in ons leven, - Wilde je dat dan? vroeg Borgnine. De dokter haalde zijn schouders op. - Zijn wij allebei niet uitgekeken op succes? zei hij. Ik | |
[pagina 39]
| |
herinner mij een foto waarop jij lachend een theater binnengaat voor de première van een film die niet de jouwe is. Op een gegeven ogenblik ben je voor dat soort dingen te oud, ik bedoel natuurlijk geestelijk te oud, of neem er een ander woord voor: oud, of moe, of overrijp, of wijs. - Gaat iemand die wijs is nog naar een première? - Hij zal wel gek zijn! - En wil zo iemand geen film meer maken of geen boek meer schrijven of iemand die op sterven ligt niet alsnog van de dood redden? - Dat laatste is evenzeer betrekkelijk. En ik kan zeggen dat ik dat inderdaad niet nastreef. - Laten wij nu eens iemand nemen die altijd succesvol is geweest, zei Borgnine. Ik bedoel Chaplin. - Ik houd niet van Chaplin, zei de dokter. Hoe ouder ik word hoe meer ik alleen nog kan lachen om Laurel en Hardy. Zal ik je eens wat vertellen: iemand die bij gebrek aan voedsel een schoen opvreet, interesseert mij niet. Laurel zou aan een magistraal diner een schoen tot zich nemen, dat interesseert mij. En verder houd ik niet van schoenen. In Europa vraten ze tijdens de tweede wereldoorlog bloembollen. De mensen die bloembollen gegeten hebben lachen zich natuurlijk een ongeluk om die man met die schoen in dat hutje. - Daarvóór lachten ze er al om, zei Borgnine. - Wat wou je mij toch zeggen over Chaplin? vroeg de dokter. Wat misgun je die man eigenlijk? - Ja, antwoordde Borgnine. Ik bedoel eigenlijk dit: zo'n man als Chaplin heeft geen last van minderwaardigheidsgevoelens. Hij is beroemd en toch blijft hij met grote tussenpozen belachelijke anachronistische films maken. Het gaat erom dat deze man al het succes van de wereld heeft gehad. Biografen bij de vleet, al tijdens zijn leven. En dan maakt hij een afschrikwekkende draak | |
[pagina 40]
| |
van een film die zijn gebrek aan analytische gaven blootlegt voor diezelfde wereld die hem zo bewondert, en het kan hem niet schelen. Hij maakt liever nog zo'n draak. Dat interesseert mij. - Het is heel eenvoudig, zei de dokter. Ik bedoel: wat jou betreft. Jij weet dat je niets meer zult vervaardigen omdat jouw creatieve tijd voorbij is. Als je nu tòch was doorgegaan... Maar jij ligt eruit. Is dat zonder reden? In ieder geval is je leven niet opgetekend door een biograaf. Je krijgt hoogstens een plaats in een dissertatie over Hollywood. Je bent daar een aspect van. Misschien is het met Chaplin zo dat Hollywood een aspect was van hem, in zijn tijd. - Dat kun je bij iedereen zeggen, antwoordde Borgnine. Het is maar wat je onder Hollywood verstaat. Aan de overkant van de straat liepen een vrouw en een man, gearmd. Hij keek ze na. Eén keer had hij zo een film laten eindigen. Die film had een behoorlijk succes. Alleen de naam van de hoofdrolspeler wilde hem maar niet te binnen schieten.
Een afspraak met zijn eerste vrouw. Zij ontmoeten elkaar af en toe wanneer iets misgaat met de alimentatie. September; de winter kondigt zich al aan. Eén storm heeft de grond bezaaid met bladeren. Hier en daar is een tuinman bezig om ze weg te vegen. Maar dat zal niet baten. In februari kan hij voor het eerst sinds lange tijd weer een produktie regisseren. Soms drijven oude vriendschappen plotseling boven, als verdronken mensen. Het onderwerp van de film interesseert hem niet. De maatschappij verwacht van hem dat hij het te verfilmen stuk ook als film niet zal laten mislukken. Hij had nooit voor opzienbarende mislukkingen gezorgd. Voor hij de deur uitging nam hij een slokje whisky uit | |
[pagina 41]
| |
de fles. Hij dacht er even over welke acteur zelfs in dit gebaar iets van onaantastbare sjiek had gelegd. Hij herinnerde zich de naam niet, wel, vreemd genoeg, een lokatie. En terwijl hij nadacht kwam er een figurante op hem aflopen. Ze speelde een rol als animeermeisje. Zij stond midden tussen een paar cowboys en Borgnine had gezien hoe zij een van de mannen in zijn kruis greep, terwijl zij met een lege camera repeteerden. Eerdaags zag hij die meid misschien terug in een iets grotere rol. Opeens stond dit zelfde meisje voor hem (eigenlijk op het moment dat hij de huisdeur achter zich dichttrok). - Meneer Borgnine... - Liefje. - Meneer Borgnine, wat zijn dat toch voor geheimzinnige tekens die die mannen elkaar geven? Hij keek om zich heen. Geheimzinnige tekens vielen er voor hem niet te ontdekken. De lucht was blauw. Niet al te warm, verrukkelijk weer. Iedereen werkte vanmorgen met een schitterend humeur, hij had zelfs de producent ontmoet, die in zichzelf liep te hummen, een onwaarschijnlijk verrukkelijke dag. Vreemde tekens kind? Vreemde tekens, zei ze, die zijn hier overal. Ik dacht dat u ze mij misschien kon uitleggen. Maar ik weet dat ik u niet mag storen. Hij keek om zich heen. Een paar mannen verderop dronken koffie uit bekertjes. Hij liet zich in zijn regisseursstoel vallen en keek omhoog naar het meisje. Ze zag er niet naar uit dat ze gek was. Ze glimlachte naar hem alsof ze hem gerust wilde stellen. Maar er was niets! Hij had zich nooit méér op zijn gemak gevoeld. - Je moest hier maar even gaan zitten, zei hij, en opeens, terwijl zij aan zijn voeten neerstreek, begreep hij dat dit een truc was, dat zij op haar manier probeerde met hem in contact te komen, dat hij haar zo mee kon nemen, door een vingerknip. Hij voelde zich gestreeld, | |
[pagina 42]
| |
hij vroeg of het al ophield en ze zei: - Het gaat nu veel beter, meneer Borgnine. Ik geloof dat ik alweer kan werken. En meteen stond ze op, lachte naar hem, liep de set op naar een paar collega's, en daarna was er aan haar niets meer te merken. Nooit gingen opnamen beter, misschien dat. Niemand had zichtbaar een kater, geen intriges werden gesmeed buiten het script om. Zo werkte hij die dag een tijd. Dat was misschien het vreemde teken. Hij verlangde plotseling naar zijn verleden. Eén onheilspellend ogenblik dacht hij: ik zie direct dat meisje terug, zij zal mij haar pistool aanbieden. Haar pistool? Waarom niet haar kouseband? Waarom niet de oplossing van een raadsel dat alleen in de herinnering bestond? Hij bleef even stilstaan en haalde diep adem. Nu moest hij oppassen. Hij begon week te worden. In februari ging hij werken. Wat dat betreft: niet veel zou veranderd zijn, meisjes genoeg op de set, stuntmannen en zuiplappen, het gezeur van producenten, bovenal het gezeur. Borgnine werd niet zozeer oud, hij raakte op een leeftijd dat het begrip toekomst niet meer zijn keel dichtkneep. Toekomst. Dat is februari om te beginnen. En daarna misschien surfriding op de Bahama's, een maand vakantie. Misschien een grandioze aanbieding, of een fantastisch idee. - Hallo Fracassi, zei de vrouw, terwijl ze haar handschoenen begon uit te trekken. | |
Interview- Om terug te komen op die scène bij de Rio Conchos. Ik bedoel die scène waar de sheriff Earp ontdekt dat hij bestolen is. Bovendien is zijn vriendin er vandoor met een handelsreiziger in snuisterijen. Snuisterijen, uitgerekend iemand die handelt in overbodigheden. Is het | |
[pagina 43]
| |
beroep van deze man niet een bewijs van het overbodige dat Earp voortdurend in zijn leven ontdekt? - Weet u wat wij zullen doen? zei Borgnine. U komt uit Europa om mij deze vragen te stellen. Laten we de scène gaan draaien. Een besneeuwd landschap. De rivier kruipt er doorheen als een kwikkleurige streep. Earp staat aan de oever. Zijn metgezel, de gunfighter Neil Brown, komt van rechts op hem toe rijden. Aan sporen in het rond valt af te lezen dat hier kortgeleden mensen zijn geweest. Afdrukken van paardehoeven, resten van een vuurtje. Op de boomtakken ligt hier en daar sneeuw. Een paar vogels scheren laag over de rivier. Er blaast een zachte wind. - We gaan terug, zegt Earp tegen de man die bij hem is gekomen en op de hals van zijn paard leunt. - Is dat alles? vraagt Neil. - Dat is alles, antwoordt Earp. Neil spuugt een klodder tabakssap in de sneeuw. - Mijn god, zegt hij langzaam. Die weet haar antiek aan de man te brengen. Earp keert zijn paard en galoppeert langs de plek met de sporen en vuurresten. - Waarom laat u Earp hier niet méér zeggen? vraagt de interviewer. - Er valt niets te zeggen, antwoordt Borgnine. - Een treurige man, Earp. Verreweg het somberste personage uit uw films. Hij heeft een beroemd voorbeeld, de echte Wyatt Earp. In andere films waar deze historische figuur een rol speelt, ik denk bij voorbeeld aan Gunfight at the O.K. Corral van John Sturges, is hij toch meer een handelende figuur, en opgewekter. Waarom heeft u deze dromerige man Wyatt Earp genoemd? - De waarheid omtrent historische figuren is altijd maar | |
[pagina 44]
| |
een gedeeltelijke, zegt Borgnine. Ik heb niets te bewijzen. Ik heb zelfs geen visie op deze Earp als een man die eens geleefd heeft. - De naam is dus hoogstens een uitgangspunt. Een aanleiding. Zoals Buffalo Bill? - De naam is een deel van de entourage, antwoordt Borgnine, terwijl hij met zijn hand over de leuning van zijn stoel strijkt (buiten zijn appelbloesems, een hond blaft verderop, een windstille dag). Die naam doet er verder voor mij niet veel toe. Misschien vormde hij toen wel een houvast, voor het publiek, of voor de scriptwriter. Een historische naam zegt op zichzelf niet veel. - U kunt de dood van Abraham Lincoln niet anders laten plaatsvinden dan hij gebeurd is. - Lincoln is dood. Ik kan hem opnieuw op elke manier die ik mij uitkies laten sterven. - Gelooft u in ‘het westen,’ zoals u dat gestalte gaf in veel van uw films? Bent u, met andere woorden, eigenlijk zelf een pionier, of een sheriff, of een treinrover? - Nee, zegt Borgnine. En ik begrijp uw vraag niet. Ik ben geen pionier, en het westen bestaat voor mij zoals het in mijn films ontstaat. En ook dat ‘ontstaan’ is zeer betrekkelijk. Er zijn zoveel dingen die bijna bij traditie vastliggen. Filmtraditie. - Zou u die traditie niet willen doorbreken? - Het interesseert mij niet. Op het eind van de film die wij zojuist draaiden, schiet Earp zijn vijand neer. Zelf raakt hij gewond. Ik dacht: hij is zó gewond, het moet voor iedereen duidelijk zijn dat hij zal sterven. En ik dacht: dat is de conclusie die de mensen trekken: we hebben twee uur zitten kijken en alles is voor niets geweest. - En vol omhaal. - De waarheid op zichzelf is kaal. Maar hij voltrekt zich natuurlijk via omwegen. En uiteindelijk is het fijn als | |
[pagina 45]
| |
een ander sterft in jouw plaats, keer op keer. - Zou u het leuk vinden wanneer een ander de hoofdrol speelde in een gedramatiseerde biografie van uw leven? - Hij zou niet op mij lijken, maar op u. Als u in hem geloofde. - Wilt u naar Europa komen om een film te maken? - Ik zou wel eens in Europa willen rondreizen. Dat is eigenlijk het enige. Maar als iemand nu geld zou fourneren, tja, waarom dan niet?
‘Niet veel meer hebben mensen tot hun beschikking dan brokstukken. Daarmee moeten wij het doen, jij met je verleden, nee, jij met die ene minuut in je verleden waarin je je vader vermoordde, en ik met die sekonde in mijn toekomst waarin ik zal te weten komen: nu is het met mij gedaan. Mijn brokstukken, want ook ik heb ze, zijn niet archeologisch, en dus zullen er nooit door wie dan ook bij mij zulke tot de verbeelding sprekende ontdekkingen worden gedaan. Hoe zien de jouwe eruit? Ik benijd jullie soms, mensen met een verleden dat opeens en vogue is, een modieus verleden dus, als een goed zittend pak: het heeft een tijdje geslobberd, een beetje pijnlijk om naar te kijken, maar je wordt ouder, dikker, plotseling is het van jou, je kunt erin doen wat je wilt, het verschaft je een houding. Je trekt ieders blik. Moet je mijn pakken zien. Daar ontbreekt ook werkelijk niets aan, maar ze maken mij natuurlijk niet interessant. Die brokstukken die wij elkaar benijden (ik weet zeker dat mijn rustige jeugd benijd zal worden door weduwen en wezen) vormen allemaal samen ook nog een onwaarheid. Ik misgun natuurlijk niemand zijn ellendige afkomst. Ik misgun hem die afkomst alleen als hij daardoor (en door niets anders) gehoor vindt in het heden. | |
[pagina 46]
| |
Soms kom ik op het idee dat het opsieren van het verleden met gruwelijke, of op zijn minst interessante verhalen in het heden geen enkele zin meer heeft. Verhalen, denk ik dan, hebben afgedaan. De mooie dagen waarin kunstenaars voorzien van een flambard vlak voor de trappelende hoeven van een paard de straat overstaken... voorbij. En nu denk je plotseling aan sneeuw in Petersburg, aan vrouwen met ruisende gewaden in nu uitgestorven sjieke badplaatsen in Bretagne. Zelf ben je daar geweest, maar niet in dat verleden. Jouw heden, dat lateren met heimwee zal vervullen (die lateren die er niet in geleefd hebben) laat je toch niet onbenut voorbijgaan. Pleeg een treinoverval. Maak een film.’ | |
Interview- Welke film zou u nog willen maken? - Om exact te zijn: ik zou De terugkeer van Buffalo Bill willen regisseren. Deze film bestaat in synopsis. Ik moet u nu vertellen dat mijn eerste succes, Buffalo Bill, op mijn leven grote invloed heeft gehad, vooral omdat ik daardoor de kans kreeg een aantal jaren vrijwel continu te werken. Natuurlijk is dit succes nu vergeeld, het ligt op de plank en daar komt het nog maar zelden af. Als zodanig is het teruggrijpen op oud materiaal dan ook misschien een teken aan de wand. Je begint je leven ergens mee en als je niet verder kan, probeer je het opnieuw te leven. Maar die film, Buffalo Bill, die ik voor mijzelf een enkele keer nog wel eens draai, oefent op mij een eigenaardige bekoring uit, in tegenstelling tot mijn andere werk. Misschien is het de zwijgzaamheid van de hoofdpersoon! Het was altijd bijzonder moeilijk de essentie van een dialoog weer te geven in een tussentekst. Toen al vond ik het resultaat meestal belachelijk. | |
[pagina 47]
| |
Nú neem je zo'n anachronisme voor lief, het is een charmant onderdeel van je verleden. In ieder geval kun je stellen dat iedereen in mijn films het hoogste woord heeft gehad, behalve de man die het succes aanbracht. Feitelijk heb ik het vorige jaar geprobeerd die synopsis uit te werken. Ik had mij teruggetrokken in een blokhut bij de Rocky Mountains. Buiten sneeuwde het met tussenpozen van hoogstens een half uur. Ik probeerde het scenario te schrijven. Maar het lukte niet. In ieder geval betekende deze vergeefse poging vorm te geven aan een idee, dat ik in die verlatenheid mijn geheugen op de proef stelde, en daarna stelde het mij op de proef en ik wilde plotseling vertrekken om de hele lange winter in de stad te zijn, maar toch bleef ik daar zitten, alleen met mijn jeugd. Zal ik dat zo noemen? Het was een pijnlijke ervaring. Ik moet nu iets zeggen over Hollywood, dat, zoals het bestond buiten de roddelpraat, mijn jeugd heeft bepaald. Men, ik bedoel de critici, heeft altijd geprobeerd dat Hollywood gelijk te stellen met banaliteit. Ten dele is dat ook juist. Wij hebben dat nieuwe publiek, de enorme arbeidersmassa die een eigen medium gekregen had waar ze bij wijze van spreken zo uit hun werk binnen konden stappen, onmiddellijk niets anders kunnen bieden dan illusie. Natuurlijk hebben de besten onder ons zeer bewogen vorm gegeven aan een stuk Amerikaanse geschiedenis. Maar hoeveel heeft de kritiek van onze kant veranderd aan de toekomst? Wij hebben de miljoenen laten huilen en we hebben ze de slappe lach bezorgd. Wij zijn hun inderdaad tot troost geweest, maar steeds kwamen zij buiten en zagen dat het licht hard was aan hun ogen en van diezelfde Amerikaanse geschiedenis zijn steeds meer van hen de dupe geworden. Dan kom ik hier uiteindelijk weer terug bij mijn personage, Buffalo Bill. Hij is natuurlijk opgeblazen, ze hebben hem tot een idool gemaakt, een gigant. | |
[pagina 48]
| |
Zo galoppeert hij zwijgend door mijn film. En toen ik hem wilde laten praten, een overlevende die de bioscoop niet eens meer uitkomt en die dat beseft, die geen weet meer heeft van het licht en het daarop volgende duister, toen ik hem een stem wilde geven om hem zichzelf te laten uitspreken en om mijzelf door middel van hem te verklaren, toen zat ik in een blokhut en de woorden bleven steken: een kruitvat vol herinneringen. Daar stond ik middenin en ik werd er koud van, zwijgzaam, woordenloos, net als hij. | |
Vervalsers‘Zal ik je de geschiedenis van de werkelijke Buffalo Bill vertellen? Op een dag vertrok de schrijver Nat Buntline (pseudoniem van Edward Z.C. Judson) naar het westen, op zoek naar stof voor zijn stuiverromans. Toen hij op zijn plaats van bestemming was aangekomen, liep hij de verkenner William Frederick Cody tegen het lijf, een voormalig bisonjager en soldaat van de Union, die overigens niemand door zijn krijgsverrichtingen had doen verbleken. Spoedig na hun ontmoeting begon in de New York Weekly een aantal ‘echt gebeurde’ verhalen te verschijnen, met in de hoofdrol de held Buffalo Bill, schrik der roodhuiden en manhaftig verdediger van de eer der vrouwen. Cody had model gestaan en het duurde niet lang of hij begon zelf in zijn heldenrol te geloven. Buffalo Bill werd binnen korte tijd een legende. Fred Meader destilleerde een bloedstollend drama uit de verzinsels van Buntline: Buffalo Bill, the king of the border men. Cody woonde de opvoering ervan bij in het Bowery theater in New York en kreeg plezier in het toneel. In 1872 mocht hij van Buntline de hoofdrol spelen in een slap aftreksel van Meaders hutspotdrama: | |
[pagina 49]
| |
Scout of the plains. Enige tijd later trok Cody de exverkenner Jack Omohundro aan voor deze show, samen met de toen al zeer beroemde Wild Bill Hickock, maar die laatste had er gauw genoeg van. Het is interessant om de statiefoto van de drie heren te bekijken. Buffalo Cody kijkt recht en fier in de lens, maar Hickock heeft zijn hoofd een beetje schuin en zijn mondhoeken lijken omlaaggetrokken. Na zijn toneeltijd begon Cody zijn nummer op te voeren in een tent. Dit was het begin van Buffalo Bill's Original Wild West Show, die meer dan dertig jaar liep en Cody voldoende geld opleverde om een lekker leventje te leiden. Aan deze show werkte onder andere mee Phoebe Anne Oakley Mozee, onder de toneelnaam Annie Oakley. Haar bijnaam luidde Little Sure Shot, ze was een enorme trekpleister, een soort vrouwelijke Wilhelm Tell. Later werd naar haar een musical genoemd Annie, get your gun, nou dat deed ze, uitsluitend in het circus. Cody overleed tijdens de eerste wereldoorlog. Zoals dat zo vaak gaat: alleen en blut. Ze begroeven hem bovenop Lookout Mountain, en zijn graf werd een van de grootste toeristische attracties van Colorado.’
Borgnine had daar dus gezeten, in die blokhut met de minuscule ramen en een smeulend houtvuur. Dat was nu een jaar geleden, maar als je dit zo opschrijft kan het op dit ogenblik zijn. Tijd doet er niet zoveel toe. Die is gestold, die gaat niet verder op papier (op houtwurm en vergelen na natuurlijk). Daar staat het dan, en als je doodgaat staat dit er nog. Opgeschreven. Of verfilmd. Niemand die er nog naar kijkt, maar je hebt tenminste een poging gedaan dingen die met jouw leven te maken hebben te verwoorden, vorm te geven. Misschien draai je die film wanneer je op je sterfbed bent gaan liggen, nog eens terug. De tijd terugdraaien, dat willen we allemaal. | |
[pagina 50]
| |
Borgnine was alleen met natte houtblokken en voedsel. Hoe meer hij zich van zijn eenzaamheid bewust werd, hoe langzamer hij begon te werken. Weinig dingen zijn zo boeiend als het luisteren naar het bonken van je eigen hart. Alleen jammer dat het niet geruststellend klinkt. Hij stond in de deuropening en luisterde naar het kraken van de dakspanten. Plotseling was er wind opgestoken en die maakte dat de stilte verdween. Hij had geen radio, hij kon niet te weten komen of het weer nog zou verslechteren. Zijn geheugen kwam in werking. Een ogenblik leek het of hij daar niet zelf stond. Een ogenblik. Zijn leven doorliep alle stadia die hij zich herinnerde. Zijn geheugen produceerde de smartelijke seconden waarin hij over zijn toekomst had beslist. Zijn verlies stond als een paal boven water. Nooit een ander geworden. Maar wie was hij dan? En waarom luisterde hij naar die geluiden? Waarom ging hij hier niet onmiddellijk vandaan? Borgnine vroeg zich af wat dat betekende: een mens binnen een film tot leven wekken. Als je daarbij jezelf opsluit om dat te bewerkstelligen. Hij dacht aan zijn vader: Uit Italië gekomen en zich een leven opgebouwd. Daarna het hazepad gekozen. Later met hangende pootjes bij zijn zoon aangeklopt, als een bedelaar. Borgnine kon zich niet aan de gedachte onttrekken dat dit laatste stadium nu ook voor hem was aangebroken. Hij probeerde nu al zo lang dat filmverhaal te schrijven. En hij overdacht zijn leven. Het was allang niet meer van hemzelf, veel te fragmentarisch. Hij voelde zijn hart kloppen. De wind tegen het huis. Daaraan had hij eigenlijk niets toe te voegen. |
|