[XXXIX]
Hij bracht Henri naar huis en bood aan hem te helpen met zijn bagage. Maar dat was niet nodig.
Alvorens het portier te openen draaide Henri zich naar Philip.
‘Ik heb me niet erg met je bemoeid.’
‘Daar heb ik geen last van gehad.’
‘Dat weet ik wel,’ zei Henri. ‘Ik zag dat je over aandacht niet te klagen had.’
Hij bleef nog even naast Philip zitten.
‘Ik heb een paar nieuwe manuscripten in mijn koffer,’ zei hij. ‘Het zullen wel de laatste zijn. Wat een gek gevoel dat je iemands afscheidswerk in handen hebt, terwijl hij dat zelf niet weet. Of zou hij het begrijpen, Philip? Wat denk je?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordde hij.
‘Morgen sla ik die bladen open en begin te spelen,’ ging Henri verder. ‘Als ik dat doe zal ik mij hem herinneren. Terwijl de gedachtenwereld die de muziek tot stand heeft gebracht dan misschien al niet meer bestaat. Dat idee is op dit moment voor mij ondraaglijk.’
Philip wist niet wat hij moest zeggen.
‘Als ik gespeeld heb,’ zei Henri, ‘is het altijd even heel stil in de zaal. Net als in die paar seconden voor een onweer losbarst en een onverplaatsbaar gewicht op de mensen lijkt neer te dalen. In dat moment, voordat de mensen beginnen te applaudisseren, zie ik