‘Wat zul je het saai hebben,’ zei Alice.
Zij sloeg haar armen om zijn hals.
‘Philip,’ zei ze. ‘Wat leuk dat je komt.’
‘Vind je het echt leuk?’
‘Ja,’ zei ze. ‘Als je er maar geen spijt van krijgt.’
‘Daar kan ik nu niet helder over nadenken,’ zei hij.
Hij zat tegenover haar in de huiskamer, waaraan zij weinig had veranderd, en dronk een glas port. In de kast stonden wat andere boeken, maar hij wilde niet zien welke. Een loom gevoel hing over hem.
Had hij al spijt?
Daar dacht hij toch liever niet over. Zijn welbehagen werd bedreigd door de aandrang dit huis te verlaten en nooit meer terug te komen. Hij had nu wel genoeg moed getoond. Vanaf een afstand keek hij naar zijn eigen vrouw, een door zijn toedoen opgepoetst beeld.
‘Ga je vanavond met me eten?’ vroeg Alice.
‘Ik had eigenlijk een afspraak.’
‘En die kun je natuurlijk niet afzeggen.’
‘Dat zal moeilijk lukken.’
‘Ik wil geen dwang op je uitoefenen. Begrijp je dat lieverd? Ik denk dat je het niet begrijpt.’
‘O jawel,’ zei hij moe.
‘Je denkt dat ik je wil vasthouden. Je denkt dat ik het met opzet zo ver heb laten komen.’
‘Dat denk ik niet.’
‘En dat ik er niets aan vond. Dat ik het maar speelde. Om je hier te houden.’
‘Je wilt me niet vasthouden. Dat weet ik zeker.’
‘Maar ik niet,’ zei ze. ‘Begrijp je iets van de situatie waarin ik mezelf heb gebracht?’
‘ik zal mijn afspraak afzeggen,’ zei hij.