precies zo reageert als jij bedacht hebt. Ik hoop voor jou dat het nooit lukt.’
Hij zweeg; hij vreesde dat een antwoord scherp en fluitend uit zijn strot zou komen.
‘Heb ik niet een beetje gelijk?’
‘Je vindt toch dat je helemaal gelijk hebt,’ zei hij schor.
Zij stond op en liep naar de karaf waarin hij zoëven voorzichtig en liefdevol een fles Médoc met veel depot had uitgeschonken.
‘De manier waarop je reageerde op die overval was tekenend,’ vervolgde Helen haar requisitoir. ‘In het begin dacht ik dat je er echt van in de war was. Maar nu heb ik het idee dat je het speelde. Je vindt het heerlijk om in het middelpunt te staan. Je steekt je nek met opzet uit, om zo hard mogelijk te kunnen klagen als mensen erop slaan.’
‘Wat ken je me slecht,’ antwoordde hij.
Voor hemzelf klonk het niet overtuigend.
‘Je bent een verwend kind,’ zei Helen. ‘Een lief, aanhankelijk en veel te verwend kind. Je hebt me om je vinger gewonden, maar daarna kon ik niet meer los. Je bent aardig zolang je macht over mensen kunt uitoefenen. Eigenlijk is het niet slecht voor je wat Vlasman gedaan heeft. Nu weet je tenminste wat die macht betekent.’
Hij beet op zijn lippen.
‘Ik dacht even dat je naar je zuster wilde,’ zei hij. ‘Maar wat jij doet is mij naar de verdommenis wensen.’
‘Wat ben je zielig,’ antwoordde ze. ‘Wat word je toch verschrikkelijk tekort gedaan.’
‘Dan zijn we uitgepraat.’
‘Als we zijn uitgepraat kunnen we ons net zo goed