Hij begreep haar niet.
Hij schreef een verhaal over een raadselachtige vrouw. Dat bestemde hij niet voor publikatie. Hij schreef het alleen voor haar. Zij kon het opbergen bij de andere dingen die hij voor haar had geschreven: brieven vooral, ook gedichtjes, lieve dingen die niet verder reikten dan hen zelf.
De vrouw in zijn verhaal het niets over haar afkomst los. Zij stapte het leven van de ik-figuur binnen en begon voor hem te zorgen. De man raakte iedere dag meer aan haar gehecht, maar gebrek aan kennis van haar gedachten over hem, maakte hem nerveus. Zij was steeds aanwezig, sliep met hem en het zich gewillig meevoeren naar zijn vrienden. Maar hij wilde weten wat zij voor hem voelde, waarom zij bij hem bleef Hij wist niet waar zij vandaan kwam, hoeveel mannen zij gekend had, hoeveel verdriet. Hoe meer hij aan haar gehecht raakte, hoe nijpender het gebrek aan gegevens. Hij wilde met haar praten, haar emoties analyseren. Hij zocht naar gespreksstof voor hen beiden, hij wilde hun samentreffen in zijn huis van achtergrond voorzien. Maar zij zweeg.
‘Slaat dat op mij?’ informeerde Helen toen ze het gelezen had.
‘Min of meer.’
‘Weet je waaraan ik gedacht heb?’ vervolgde ze opgewekt. ‘Dit verhaal gaat op een veel natuurlijker manier over de duisternis. Ze kunnen het zo opnemen in dat boekje.’
‘Aan jou wil ik niets verdienen.’
Zij begon te lachen.
‘O Philip!’ riep ze, ‘wat ben je toch een haantje. En zo naïef.’