een schelpenkarretje, getrokken door een paard. De voerman reed dicht langs het water. Verder gebeurde er niets. Hij keerde zich om en keek op het land achter de duinen. Een militair vliegtuig kwam opeens laag aangevlogen. Hij zag de rood wit blauwe cirkel op de staart en in zijn kinderlijke voorstelling was dit de bevrijding, waarover hij zoveel had horen vertellen en waarvan hij zich een paar beelden herinnerde. De bevrijding! Een golf van geluk doorstroomde hem; opwinding ook, alsof de opluchting van zijn ouders zich in hem, die niets van de ellende gezien had, kon voortplanten. Hij keek het vliegtuig na, dat zonder hoogte te winnen over de scheiding tussen strand en zee voortvloog.
Zijn vader leunde tegen een bunker en bekeek de onderkant van zijn schoen.
Die herinnering kwam in hem terug en stemde hem verdrietig. Hij kon zich zoveel dingen herinneren.
Soms dacht hij: dit is aardig, en vergat het dan. Zijn blik gericht op de dingen die hij nog wilde bereiken, bleef hij niet staan bij datgene wat achter hem lag.
Was dit een eerste teken dat hij oud werd? Begonnen de afgewerkte zaken hem parten te spelen? Wilde hij nu alleen nog maar delen van de tijd terugdraaien, of misschien wel helemaal terughollen naar het begin? Of had dit te maken met die ene dag, waarop de verbondenheid met zijn vader gevoegd werd bij de opwinding om het vliegtuig, dat de oorlog representeerde?
Het kon zijn dat op een onverklaarbare manier zijn jeugd werd samengevoegd in die paar beelden.
Hij stond op en liep naar binnen, in de zoveelste opwelling van tederheid. Hij zag Helen in het bad zitten en zette zich op de rand, legde zijn hand op haar