nooit uitgelaten. Hem ging het er allereerst om een wereld in stand te houden waarvan hij geleerd had dat het de enig juiste was. Hoe zag die wereld er dan uit? Had de oorlog geen roet in het eten gegooid? Uiteindelijk leek het toch van niet. Langzaam was hij in zijn oude doen geraakt. De waarden die zijn moeder onderkend had, waren wat hem betreft in stand gebleven. Zo aanvaardde hij Philips scheiding niet. Maar omdat hij ook flexibiliteit als uitgangspunt hanteerde, legde hij zich morrend bij de feiten neer.
Philips toegenomen weerbarstigheid was het gevolg van een proces. Toevallig was hij getuige geweest van een van die momenten in de geschiedenis waarop mensen vol begeestering riepen dat zij iets nieuws wilden. Daarom moest het oude verdwijnen. Zij forceerden een breuk en dachten dat ze meteen bevrijd waren van de ballast der cultuur, die ze over het algemeen niet kenden.
Wie durfde te erkennen dat de roep om vernieuwing, van Provo tot aan de universiteit, op gang was gezet door een mengeling van warhoofden en intelligente avonturiers, die werden opgevolgd door een tweede generatie die uitsluitend uitblonk in het humorloos navolgen?
Hij had gemakkelijk praten, hij had zich aan de revolutie onttrokken en stond steevast aan de kant om zijn kleine ironische kanttekeningen te plaatsen.
Hij was daarop uitgekeken. Het leek alsof het aantal malloten alleen maar toenam, sinds iedere Nederlander die zichzelf respecteerde bezig leek de anderen te emanciperen.
Het was een kortzichtige visie. Maar hij genoot ervan. Hij daagde zijn lezers uit tot een reactie. Die van Vlasman had hij daarbij niet voorzien.