jaar na jou geschiedenis gestudeerd.’
Als iedereen die na hem geschiedenis gestudeerd had op ging bellen, kon het vanavond nog druk worden.
‘Ik kan me je niet herinneren,’ zei hij.
‘Je was kandidaat-assistent,’ ging de vrouw meteen verder. ‘Ik heb de hele avond lopen aarzelen of ik niet te opdringerig zou zijn.’
‘Ik ben net thuisgekomen,’ antwoordde hij.
‘Ik wou je iets vertellen,’ zei de vrouw. ‘Ik heb vanavond de kranten over je gelezen. Ik ben een jaargenote van Louis.’
Hij nam de hoorn steviger vast. Na de korte schrikreactie werd de greep vanzelf losser.
‘Wilde je iets over hem zeggen?’
‘Ik ben bevriend met hem geweest,’ ging ze verder. ‘Niet zo lang. Maar lang genoeg.’
‘Lang genoeg om wat?’ vroeg hij.
Hij was nog voldoende nuchter om zich te verwonderen over zijn directheid.
‘Ik weet dat hij niet zo is,’ zei de vrouw een beetje zachter, zodat hij de hoorn tegen zijn oor moest klemmen om haar door het zweverige gevoel in zijn hoofd heen te blijven volgen. ‘Hij is niet uit zichzelf zo. Mag ik je iets vragen?’
‘En dat is?’
‘Misschien vind je het onbehoorlijk.’
‘Zeg maar wat je wilt weten.’
‘Heb je wel goed gezien dat hij het was?’
‘Ja.’
‘Neem me niet kwalijk,’ zei ze. ‘Hij heeft je bedreigd?’
‘Hij had iemand bij zich die zijn teksten sprak.’
‘Ik weet bijna zeker dat hij zelf niet heeft gesproken