| |
| |
| |
[V]
Toen Philip besloot te gaan meewerken aan het weekblad Wereldvisie, begreep hij dat hij daarmee de ontwikkeling van zijn schrijverschap in de waagschaal stelde. In plaats van zich terugtrekken en al zijn tijd besteden aan het schrijven van voor zijn leven essentiële boeken, begon hij aan een versnippering die vele anderen had geveld. Daarmee verstoorde hij een evenwicht dat hij met veel moeite tot stand had gebracht en tot dan toe met zorg had gekoesterd.
Na zijn afstuderen had hij een paar jaar als leraar geschiedenis voor nooit meer dan de halve werktijd op een middelbare school gewerkt. Hoewel het bewaren van de orde hem eenvoudig afging en het hem vaak een voldaan gevoel gaf wanneer hij maatschappelijke bewegingen in het verleden kon verluchten met spannende voorvallen, bespeurde hij toch al spoedig in dit optreden als leraar een beperking die hem steeds meer begon te ergeren. De school vormde een miniwereld, bevolkt door leraren die stuk voor stuk de sporen droegen van hun voortdurende omgang met onvolwassenen. Sommigen boden lang weerstand en vergaten de school wanneer ze naar huis reden. Het merendeel van zijn collega's was vergeten hoe de normale wereld eruitzag. In die normale wereld hadden zij moeten omgaan met gelijken, sterkeren soms. Moesten zij zich waarmaken, maar hoefden zij niet altijd het voorbeeld te zijn. Werden zij niet
| |
| |
ieder jaar op een stereotiepe wijze uitgeprobeerd door kinderen die ze bij tijd en wijle het liefst met een bijl tegemoet waren getrokken. Als in de volwassen wereld een vrouw hen uitdaagde konden zij zelf beslissen of zij daarop in wilden gaan. Op school waren het altijd kleine meisjes, die ze hun baan konden kosten. Een aantal van zijn collega's vond hij gewoon een beetje vreemd. Ze praatten voortdurend over hun leerlingen; de nieuwste roddels waren hun bekend. De leraarskamer had het meeste weg van de Privépagina in De Telegraaf, maar de sterren die de revue passeerden zaten in 5A of 6B, hadden puisten of waren nog maagd. Gooiden als dat zo uitkwam met krijtjes en rookten een half uur later een joint.
Waarom mochten leraren alleen zijdelings laten merken dat zij kinderen haatten? Zij moesten zich ernstig voordoen, maar als het al eens met een klas tot een gesprek kwam, voelden zij zichzelf niet goed wijs.
Al gauw trad er een subtiele verstoring op van het vermogen de werkelijkheid waarin zij leefden te analyseren. Zij kwamen te veelvuldig in aanraking met menselijk gedrag in onvolgroeide staat. Hoe ouder zij werden, hoe meer ze daar zelf door werden aangetast. Zodoende was een leraarskamer niet alleen een roddelcentrum, maar ook een bewaarplaats van in het vak vergrijsde figuren, die dezelfde recalcitrante trekken vertoonden als de kinderen die ze moesten opvoeden. Van dit laatste kwam zelden iets terecht. Opvoeden bestond uit een van straf doordrenkte poging eigen denkclichés net zolang door te drijven tot iedereen te murw was om er over na te denken.
Hoewel de jongere leraren, die de scholen waarop Philip lesgaf in overvloed telden, meestal optimisti- | |
| |
scher waren dan hun voorbeelden, hield hij het op een gegeven ogenblik in dit milieu niet meer uit. Geruime tijd daarvoor was zijn eerste roman verschenen, die matige tot aardige kritieken had gekregen en slecht werd verkocht. Een jaar later volgde een tweede boek, dat een bescheiden doorbraak betekende en een betere verkoop kende. Met het kleine inkomen van zijn vrouw erbij kon hij ruimschoots leven en lang met vakantie gaan. Geregeld publiceerde hij nieuw werk.
Zijn vrouw was er de oorzaak van dat hij het door hem beminde evenwicht moest verstoren. Nadat zij tijdens het laatste jaar van zijn studie waren gaan samenwonen, trouwden zij zodra hij een baan als leraar had gevonden. De eerste tijd vond hij het voortdurend samenzijn bijzonder aangenaam, ook al omdat hij het zich gemakkelijk liet aanleunen dat er in materieel opzicht voor hem werd gezorgd. Er gebeurden echter dingen die hij niet voorzien had en die zijn huwelijk op een gegeven ogenblik veranderden in een fuik, waaruit hij eerst niet probeerde te ontsnappen.
Alice wilde ophouden met werken als secretaresse omdat zij een kind wilde. Opeens zag Philip nog meer lesuren in het verschiet, maar vooralsnog leek het hem ongepast daarover te klagen. Toen besloot Alice haar baan aan te houden tot zij zwanger was. Dit laatste liet op zich wachten. Zij liet zich onderzoeken door een gynaecoloog, die meedeelde dat alles volstrekt in orde was. Toen zij thuiskwam deelde zij plotseling mee dat zij geen kind meer wilde. Philip begreep niet waaraan hij dit geschenk te danken had, belde de arts en hoorde van deze niets anders dan dat hij het maar vlijtig moest blijven proberen.
Hij had door moeten zetten, maar liet het onder- | |
| |
werp voor wat het was. Hij dacht dat alles vanzelf goed zou komen, maar hij vergat dat zijn rol daaruit moeilijk kon worden weggedacht.
Toen de zaken tussen hem en Alice een jaar later in een steeds hoger tempo fout gingen, probeerde hij er wel over te praten. Maar het onderwerp was inmiddels taboe. Zij geraakten in een maalstroom van tegenstrijdigheden. Alice verweet hem een steeds geringere aandacht voor haar bezigheden. Hij wilde weten wat zij van hem verlangde. Zij antwoordde dat hij dat zelf moest weten, dat er iets met hem niet klopte als zij moest gaan aangeven wat zij wilde dat hij deed.
Het belangrijkste was dat hun verhouding voorbij leek te flitsen, steeds sneller, in ieder geval onontkoombaar. Kleinigheden nog slechts zorgden voor ruzie. Aan de waarschijnlijk elementaire dingen waren zij allang voorbij gegaan. Op een zeker ogenblik was hij uitgeput. Hij kon wel hele dagen slapen. En hij ontvluchtte het huis. In die dagen vond Alice een vriend, die haar met raad en daad bijstond. Hij adviseerde haar hoe zij haar huwelijk kon redden. Zelf had hij er belang bij dat zijn adviezen de mist ingingen.
Zij waren waarschijnlijk te jong toen zij trouwden, nog niet toe aan het aanvaarden van elkaars eigenaardigheden. Toen de rechter de scheiding had bekrachtigd, begreep Philip niet in het minst hoe het zo gekomen was. Dwangmatig dacht hij daar steeds fanatieker over na. Schreef voorvallen op die hij zich herinnerde. Dat waren pijnlijke momenten. Vellen vol tegenspraak, beledigingen, hartstochtelijke liefdesbetuigingen en woede-uitbarstingen kwamen in een map. Daar stond te lezen over de niet erg opwindende verhouding met een ex-leerlinge, opgezet als wraakneming nadat hij Alice had betrapt met haar vriend.
| |
| |
Kinderachtig gedrag, geschikt voor de brandstapel. Maar hij bewaarde zijn aantekeningen voor later. Zo leek het of hij dit alles alleen had doorgemaakt om er over te kunnen schrijven. Maar die gedachte stond hem niet aan. Hij voelde zich ontheemd en niet in staat om te werken.
Toen hij na afloop over zijn huwelijk nadacht zag hij zichzelf en Alice als twee mensen die op elkaar reageerden, zonder erover na te denken waarom zij dat deden. Alles ging intuïtief. Voor de mislukking had hij precies één armzallig gegeven in handen: een niet tot stand gebrachte zwangerschap. Maar er moest meer gebeurd zijn, dat hij niet herkend had. Onderhuids woekerde iedere misstap voort. Wel wist hij dat hij steeds moeilijker tegen haar stemmingen kon, de voortdurende verwijten die zij hem maakte. Maar als hij daar over nadacht begreep hij dat dit toch niet van overwegend belang was. Hij zocht naar de kern, de reden van hun liefde. Toen hij daar geen oplossing voor kon vinden, legde hij zich daar misschien te vlug bij neer.
Uiterlijke omstandigheden stuwden hen voort, dreven de scheiding door, verhaastten het definitieve afscheid.
Een maand na de scheiding ontving hij een erfenis van twee en een halve ton. Alsof de heengegane tante, die nooit getrouwd was, hem onbewust iets wilde vergoeden voor wat Alice hem had aangedaan. Van het geld kocht hij een etage en richtte zich in, waarbij hij via het aanbrengen van zoveel mogelijk comfort probeerde de lasten van het alleen zijn te verlichten.
De eerste tijd onderging hij op geregelde tijden de opluchting dat hij nu niet meer iedere dag met ruzie
| |
| |
hoefde te besluiten. Toen de wankele basis van deze periodieke luchthartigheid aan de oppervlakte begon te komen, ontmoette hij Helen. Zodoende kreeg hij nauwelijks tijd om de gevolgen van zijn scheiding in zich te laten doorwerken.
Doordat Alice de hypotheek op hun huis had overgenomen, hoefde hij zich materieel niets te ontzeggen. Toen hij ging rekenen werd hem duidelijk dat hij ook zonder leraarschap gemakkelijk in leven kon blijven. Hij besloot onmiddellijk de school aan het einde van het jaar vaarwel te zeggen. Als hij die beslissing nu niet nam, kwam het er nooit meer van.
In ieder geval had hij een medewerkerschap aan Wereldvisie niet nodig. Wel verschafte het geld hem de mogelijkheid een paar dingen te doen die hij anders had moeten nalaten. Meewerken aan het blad was een kwestie van luxe en daarin lag de verleiding voor een schrijver die wellicht beter zijn integriteit kon hoeden.
Wilde hij wel in een populair blad spitse, ironische stukjes schrijven?
Hij stelde voor zichzelf vast dat hij het wilde. Verder had hij geen zin er lang over na te denken. Het beoefenen van één genre beviel hem al een tijd niet. Afwisseling en een groter publiek trokken hem aan. En hij kon er altijd weer mee ophouden.
Aarzelend begon hij aan zijn taak. Hij was er ook weer niet zeker van dat hij het lang volhield.
Nadat Philip een drietal korte beschouwingen had geschreven waarin hij op voor hem ongekend felle wijze een paar voor de hand liggende maatschappelijke curiositeiten door de molen had gehaald, belde de hoofdredacteur om hem te complimenteren. Hij prees
| |
| |
de originaliteit die hij, in tegenstelling tot de maker, in de stukjes aangetroffen had. Ook de stilistische lenigheid was hem uitstekend bevallen. Verder verzekerde hij Philip dat hij kon schrijven wat hij wilde. Zolang hij ervoor zorgde dat hij het zout in de pap was, zou de redactie er voor waken dat de pap in z'n geheel niet te bitter werd.
Philip zocht naar een onderwerp waarover hij echt iets wilde zeggen. Gedeeltelijk vond hij dat voor zijn vierde stuk in Wereldvisie zelf.
Bij het doorbladeren van het tweede nummer van april, waarin hij zelf een badinerende beschouwing had geschreven over het slecht functioneren van de spoorwegen (zelf reisde hij altijd per auto), zag hij een foto over bijna de gehele lengte van de pagina van een man die hij herkende. Onder de kop ‘Voormalig studenten-activist wil een guerrilla in de Lage Landen’ stuitte hij vervolgens onmiddellijk op de naam Louis Vlasman.
Het stuk was geschreven door Herbert van Roon, een vaste medewerker van het blad.
Toen Philip het stuk aandachtig begon te lezen, kwam hij een aantal dingen tegen die ongetwijfeld niet klopten en in ieder geval zwaar overdreven waren. Hoewel Van Roon waarschijnlijk zijn best had gedaan de gegevens die hem ter beschikking stonden zo getrouw mogelijk over te brengen, had hij er een samenhang in gebracht die betwijfeld kon worden. Mocht het onverhoopt toch waar zijn wat hij schreef, dan was Vlasman een gevaarlijke gek die zorgvuldig in de gaten gehouden moest worden.
Vlasman kwam uit het stuk naar voren als een eigentijdse variant van Raspoetin, in zijn manier van
| |
| |
optreden die zich al tijdens zijn studententijd had aangekondigd:
‘Niet alleen vrouwen hadden oog voor de fors uitgevallen student met de vlammende ogen, die zo goed kon uitleggen wat er allemaal verkeerd was in de wereld. Volgens ooggetuigen versmaadde Louis ook geenszins op z'n tijd een jongerejaars van het mannelijk geslacht. Misschien kwam dit mede door de drugs, die hij, het zij gezegd, zeer sporadisch gebruikte.’
Zo ging het nog een tijdje door. Vlasman kreeg alle uitwassen in de schoenen geschoven waarover media als Wereldvisie zich zo druk maakten. De reportage begon Philip al snel te vervelen. De vergroving in het verhaal stond te ver van hem af. Bovendien wist hij uit eigen, weliswaar summiere, ervaring met Vlasman, dat het verhaal over die vlammende ogen niet waar was. Ook had hij nooit iets horen verluiden over contacten met jongens.
Nadat Vlasmans onhebbelijkheden breed waren uitgemeten, vervolgde Van Roon zijn stuk met een verklaring voor zijn besluit ‘al deze onaangename dingen te onthullen’.
‘Waarom besteden wij zoveel aandacht aan Vlasman? Omdat hij ons een interview weigerde? Dat is niet de reden. Omdat hij slachtoffers maakte onder studenten en docenten, van wie hij er een het vuur zo na aan de schenen legde dat hij met ziekteverlof moest worden gestuurd? Ach, wanneer het daarom ging zou dit blad iedere week uitpuilen van dergelijke gevallen. Of ligt de werkelijke reden in het feit dat Vlasman nog steeds een agitator is, die onder de valse vlag van het anarchisme in bepaalde Amsterdamse cafés fluistergesprekken voert over de omverwerping van onze maatschappij?’
| |
| |
Ook dat laatste was de reden niet, volgens Van Roon.
‘Nee,’ schreef hij pathetisch, ‘wij schrijven hier over Vlasman omdat wij gegevens in handen hebben gekregen dat zijn bemoeienissen verder gaan dan het organiseren van demonstraties en het uitdelen van plaagstoten tegen de politie.’
Welke waren die bemoeienissen dan?
Daarover wilde Van Roon niet meer dan enkele suggesties kwijt, maar de bron waaruit hij putte noemde hij volstrekt betrouwbaar. Zo was hij te weten gekomen dat Vlasman contacten met de wapenhandel onderhield. Wat dit voor consequenties had, liet Van Roon liever ter onderzoek over aan de ‘bevoegde autoriteiten’.
Omdat hij de bewijslast zo handig van zich afschoof, vond Philip het stuk onaanvaardbaar. Hij schaamde zich ervoor dat hij meewerkte aan hetzelfde blad. Een ogenblik dacht hij er zelfs over deze medewerking te beëindigen, maar het rellerige, definitieve karakter van een dergelijk besluit stond hem tegen. Toen hij het stuk nog eens las, kwam hij op het idee het in zijn column te parodiëren. Op die manier kon hij zich distantiëren van Van Roon en tegelijk de nadruk leggen op zijn eigen onafhankelijke positie. Hij begreep wel dat hij zijn aanblijven daarmee goedpraatte, maar bij nader inzien vond hij de zaak ook weer niet ernstig genoeg voor al te veel tamtam.
Hij ging achter zijn schrijfmachine zitten en schreef in één adem een persiflage op het stuk. Daarbij koos hij voor een vorm van overdrijving. Hij schetste een Louis Vlasman die docenten-schofferend rondging, spuitend, slikkend en zwaaiend met pamfletten. ‘Natuurlijk had hij na zijn afstuderen genoeg van het vod- | |
| |
dige papier waarop hijzelf en andere grote lichten hun brandbrieven stencilden. Niks brieven meer: brandbommen! En zo werd Vlasman een van de grotere wapencollectioneurs van onze tijd. Hadden ze hem maar geen beurs moeten geven om geschiedenis te studeren. Wie daar niet goed bij uitkijkt vereenzelvigt zich maar al te gauw met alle grote warhoofden die bovendrijven in de trog van het verleden.’
De tekst die Philip afleverde moest vernietigend zijn voor de manier van werken van Van Roon. Maar hij had buiten zichzelf gerekend. Achter de voor de hand liggende grappen, schreef hij over de veilige wereld die door toedoen van figuren als Vlasman tot een einde was gebracht. Dit was de wereld van de oude universiteit, met autoritaire hoogleraren en de pretentie van intellectuele elite. Toen studenten, als kortstondige nieuwe machthebbers, de zaak hadden overgenomen, gooiden ze in hun renovatiedrang een aantal waarden overboord waarvan toen vrijwel iedereen het erover eens was dat die moesten verdwijnen. De universiteit veranderde in een markt. Wie het hardst schreeuwde kreeg de meeste kijkers bij zijn kraampje. Iedereen die zichzelf respecteerde stormde vooruit, een stapel alternatieve studieboeken onder de arm. Er werd harder gewerkt dan ooit, maar voor degelijkheid was er geen plaats meer. Tussen de studenten liep een groep rond die studeren gelijk stelde met anderen hun wil opleggen.
Bij het schrijven werden de herinneringen aan Vlasman en de mentaliteit waarvoor hij stond, steeds sterker. Wat Philip indertijd had nagelaten, zijn stem verheffen, wilde hij opeens nu. Dat kwam ook omdat hij een aantal dingen nu pas inzag.
Achteraf besefte Philip dat zijn motieven bij het
| |
| |
schrijven van de parodie op Vlasman niet zuiver waren. Hij wilde twee vliegen in één klap slaan, maar de manier van schrijven van Van Roon interesseerde hem uiteindelijk geen pest.
Ook in Philips handelwijze school sensatiezucht: Vlasman was iemand die hem dwarsgezeten had. Hij had zich nooit verzet, voor een deel ongetwijfeld uit lulligheid. Nu Vlasman door Van Roon aan de lezers van Wereldvisie werd opgediend, kon hij de aandrang niet weerstaan hem aan te snijden en in moten te verdelen.
Misschien hadden Vlasman en zijn vrienden dit laatste als geen anderen begrepen. Omdat Van Roon voor ieder weldenkend mens uitsluitend een sensatiezoeker was, kon het effect van zijn artikel nooit meer dan gering zijn. Weliswaar portretteerde hij Vlasman volstrekt negatief, deze tekening had toch ook iets van een hommage. Hij maakte van Vlasman een karikatuur. Uiteindelijk is iedere karikatuur het bewijs dat de werkelijkheid te ingewikkeld is voor een alles omvattende weergave. Waarom zou Vlasman niet gelachen hebben om de zo duidelijk mislukte interpretatie van zijn leven? Straks was hij er nog trots op dat hij inmiddels te boek stond als een geslaagde en staatsgevaarlijke revolutionair.
In Philips visie pakte dit anders uit. Hij hoonde Vlasman om de mislukking van zijn plannen de wetenschap te hervormen, de universiteit te veranderen en vandaaruit de maatschappij. Hij had Vlasman ook kunnen neerzetten als een man wiens poging een vastomlijnde wereld in beweging te zetten helaas mislukt was. Maar zijn afkeer van de Vlasmans was daarvoor te groot. Wat representeerden zij, achter al hun schreeuwerig gebrachte plannen, anders dan rancune
| |
| |
en gebrek aan stijl? Hij besefte dat die laatste uitspraak vooral iets over hemzelf zei. En dat er mensen waren die hem daarom niet mochten, die dachten dat hij er op uit was alleen zijn eigen wereld te verdedigen. Maar het was anders. Vlasman viel hij aan vanuit de nooit aflatende angst voor bevlogenen met een mes tussen hun tanden. Hij had dat mes zien blikkeren. Toen heette het debat. Maar het sneed subtiliteiten af. Het beschreef cirkels in het luchtledige, waarvan Vlasman wilde bewijzen dat het gevuld was met ideeën. In al die opschepperij had Philip nooit geloofd. Dat kon een gevolg zijn van zijn aangeboren scepsis. Maar het was vooral het gemak geweest waarmee Vlasman en zijn geloofsgenoten hun tegenstanders de mond snoerden en belachelijk maakten, dat hem tegenstond.
Nu deed hijzelf niet anders. Uit behoefte aan wraak. Het zout dat hij in Vlasmans wonden kon wrijven lag in grote hopen klaar. Want Vlasman was blijven steken. Hij had door de medewerking van een bevriende docent een doctoraaldiploma gekregen, terwijl de rest van de staf tevergeefs opponeerde. Maar hij had met de hem daardoor geboden mogelijkheden iets voor anderen te betekenen, niets gedaan. Een schimmige revolutionair, politiek ontoerekeningsvatbaar wanneer hij Van Roon mocht geloven.
Hoe vervaarlijk zij zich ook opstelden, op een dag werd onomstotelijk duidelijk dat de Vlasmans tot de halftalenten moesten worden gerekend. Misschien bestond hun dreigende aanwezigheid in het gegeven dat zij zich alsnog wilden waarmaken op een voor iedereen duidelijke manier.
Philip nam, al schrijvend, Vlasman serieus. In de
| |
| |
parodie op het parodiërende stuk van Van Roon, schilderde hij Vlasman af als een mislukkeling. Een droevige figuur, die om bespotting vroeg. Hij confronteerde Vlasman met dat wat hij zelf opriep. Alleen het mededogen ontbrak. Hij gaf Vlasman een trap na, zonder ook maar één moment te denken dat dit repercussies kon hebben voor hem.
Zo was Philips stuk een afrekening.
Daarmee kwamen ze hem confronteren, toen ze in het donker niet Van Roon opwachtten, maar hem. De hofnar van Wereldvisie.
|
|