Vakantie!
januari 1980
‘Kinderen,’ zegt Hieronymus Vreugdenhil, wetenschappelijk hoofdmedewerker aan een Amsterdamse universiteit, ‘het is tijd om de vakantiebestemmingen vast te leggen. Mijn collega proximus heeft een Landrover gekocht, die trekt met het gezin naar de Sahara. De eigenaresse van de brasserie waar ik mij tussen de middag een ogenblik ontspan, gaat voor zes weken op een cruise. Waarheen zullen wij onze domicilies verleggen?’
‘Naar Mexico,’ oppert na enig denkwerk de zestienjarige dochter Klaartje. ‘Ik zou wel met Wim Zuid-Amerika willen verkennen.’
Wim heeft zojuist het Mavo-diploma in de wacht gesleept. Die zit er middels giften van de wederzijdse grootouders warmpjes bij.
‘Goed, goed,’ antwoordt Hieronymus nadenkend, maar toch niet zonder stille bewondering voor de ondernemingslust van zijn oogappel. ‘Klaartje dus naar Mexico. En Peter?’
Peter is nog maar twaalf. Hij zal voor de eerste keer op eigen gelegenheid de wijde wereld intrekken. Eenvoudig beginnen dan maar. Wat denkt Peter van een ponykamp in Canada? Zoiets kan eigenlijk nooit misgaan.