als een heilige vereerden en de akkoorden die hij via zijn platen op ons losliet, dagelijks in een gewijde stilte ondergingen, oordeelden wij dat we het toeval dienden uit te schakelen. Wat was een doorwaakte nacht trouwens anders dan het zoveelste eerbetoon aan de meester?
Om acht uur 's morgens, toen wij met stekende ogen maar ongebroken in ons portiek zaten, hadden wij precies vijf andere devoten achter ons. Een half uur later kende de rij plotseling een onafzienbare lengte.
Toen de nacht van het concert op aanbreken stond, waren wij nerveus en opgewonden. Wij bespraken met elkaar de kansen dat hij echt kwam, dat hij werkelijk zou spelen, dat wij konden luisteren.
Monk accepteerde geen verstoringen; geen fotografen. Ieder krasje op zijn concentratie kon hem tot een afgelasting van zijn optreden doen besluiten.
Omdat wij dit allen wisten ging er een onzichtbare stroom van smeekbeden naar hem uit. De gehele zaal leefde in vreze. De aanbedene had er bij zijn discipelen goed de wind onder.
Monk was een grote, zich hoekig bewegende man. Hij zag er precies zo uit als wij hem ons voorstelden, een bezetene, eigenlijk zoals men zich in de provincie een kunstenaar denkt. Op zijn hoofd droeg hij een wollen mutsje. Maar omdat iedere noot die hij aansloeg de schoonheid bezat van de onverwachte, verbijsterende oplossing van een probleem dat wij eerst op dat moment als zodanig her-