In haar herinnering evenwel waren wij nog steeds de jongens die niets anders voor hadden dan ‘me er twee’ te zijn.
Ik begaf mij naar het lokaal waar de lerares Nederlands een les over literatuur gaf. Om de drieën waarmee ze mijn opstellen steevast waardeerde te wreken, besloot ik schrijver te worden. Op deze wijze betoonde ik haar nu mijn dankbaarheid. Gestudeerd als ik inmiddels was, wilde ik toch nog eens van haar horen hoe zij over de dingen dacht. De klas waarin zij nog eenmaal resideerde, zat vol voormalige mms-meisjes, die eens wilden voelen hoe de banken zaten zonder pettycoat. ‘Wie zal zeggen wat literatuur is?’ riep onze lerares met hetzelfde vuur van vroeger.
Literatuur, dat ben ik, dacht ik heel even, maar reeds wierp zij een strenge blik op mij.
‘Moderne schrijvers,’ zei een wel zeer voormalig meisje op de derde bank, ‘viezerikken zijn het. Schuttingwoorden, ja, anders kennen ze niet!’
De rest van het gezelschap was ook al niet meer van de leeftijd waarop je voor een viezerik opzij gaat.
‘De meeste moderne schrijvers zijn voor mij geen literatuur,’ sprak de lerares met grote beslistheid.
Tijdens haar les hield ik de naast mij opgestelde Henk stevig vast, opdat hij niet op een bank zou klimmen om zich daarna met een spontane snoekduik op de lerares te werpen, zij het niet om haar in het openbaar te omhelzen.
Later op de middag dwaalde ik in mijn eentje