uit het koude noorden. Dat ge welkom zijt geheten en de koffie wordt alras benedendeks geserveerd.
Tegen half tien maakte het schip zich los van de kade. Reeds hadden wij een paar oude kennissen ontmoet, die ook werkzaam waren in de fictionele branche. De niet-schrijvende bemanning bestond voornamelijk uit oude dames op leeftijd, die zich met zure gezichten verheugden op hoogstaande dingen.
Het schip waarop wij ons bevonden, was niet zo maar een boot uit de Flandria-vloot, maar het drijvende restaurant La Perouse. Dat beloofde dus veel. Terwijl wij genoeglijk koutend de dokken van Antwerpen aan ons voorbij zagen glijden, kwam de stem van de directeur van de vereniging die deze dag organiseerde uit de luidspreker.
‘Beste vrienden,’ kraakte de stem. ‘Het is nu bereids half elf op deze verrukkelijke dag. Ge kunt nu tot half twaalf vergaderen. Maar dan moet het afgelopen zijn, want dan gaan we aan het aperitief en daarna eten.’
Een deel van de verzamelde lezers begaf zich naar de kajuit alwaar wij zouden debatteren. De andere helft gaf vanwege het zonnige, zij het licht nevelige nazomerweer de voorkeur aan het dek.
Hierna nam de vergadering een aanvang.
Allereerst kreeg Willem het woord, die uitlegde dat de kunst een crisis doormaakte. Nou, daar hadden ze op het dek geen last van. Het vrolijk gejoel aldaar overstemde geheel Willems treurige prognoses. Dit was des te meer jammer omdat de corres-