zoals de spaarzaam overgeleverde foto's aangeven, en zij was vast en zeker een en al verlangen.
Naar wie verlangde zij eigenlijk?
Die vraag kan ik gelukkig, als een van de weinige raadsels waarvoor ik gesteld ben, oplossen. Mijn moeder verlangde naar mij. En toch moest ze nog even zes jaar wachten alvorens zij mij kon aanleggen en mijn haar in een kuif borstelen, in samenwerking met mijn grootmoeder, waardoor zich bij mij vervroegde verschijnselen van grijsheid en kaalhoofdigheid zouden voordoen.
Genoeg daarover! Is het niet voldoende dat zij het verlangen kende naar een zoon?
Die Blauw had daar natuurlijk geen weet van! Of hij maakte zich met opzet uit de voeten toen hij in de gaten kreeg dat hij moest dienen om een veel verder gelegen ideaal te helpen verwezenlijken.
Goed, dat ik mij ontwikkelde in een richting die ver uit mijn moeders buurt lag en dat ik haar tot onderwerp van vertellingen maakte, dat kon zij toen niet bevroeden. Maar zelfs wanneer zij dat wel had gedaan, dan nog zou zij niet van mij hebben afgezien. Zij hield van mij reeds voordat zij mij kende. Gaat het niet zo in elke godsdienst?
Terwijl mijn moeder tijdens de kortstondige, zich voornamelijk op het gangportaal afspelende omgang met B. naar mijn komst uitzag, moet zij af en toe die achternaam zwijmelend voor zich uit hebben gemompeld.
Je zal toch Blauw komen te heten. Bij toeval heb ik het eindelijk eens een keer getroffen.