voor uit zijn favoriete boekje over een gewiekste kabouter. Toen ik hem eindelijk in bed had, liep ik het graslandje achter het huis op en keek hoe de nevel op het veld neerdaalde. Ik rilde en liep naar binnen. Het koffiefilter scheurde twee keer achter elkaar. Maar ook na een derde poging vertoonde mijn kopje nog drabsporen.
Later op de avond kwamen Alma en Hugo aangeschoten thuis. Hugo toeterde toen hij de auto tot stilstand had gebracht. Zoals ieder echtpaar hadden zij zich na hun moeilijkheden teruggetrokken bij elkaar. Zij hadden elkaar gedurende dit interregnum de halve waarheid verteld en tevreden bedacht dat het zo wel weer ging. Drank erbij om die gedachte gemakkelijk doorgang te verlenen. Maar doorgang tot wat? Een reservoir van uitvluchten en bekende plekjes, waar ze niet konden verdwalen en elkaar zouden helpen. Ik stond daarbuiten, hoewel ook ik geenszins had geschroomd de fles te hanteren.
De volgende ochtend nam Hugo mij apart. Hij gedroeg zich aarzelend en vertelde mij dat ik met zijn vrouw had geslapen. Hij wist niet zo best wat hij vervolgens moest zeggen. Hij behoorde mij te berispen, Alma had hem dat misschien opgedragen. Hij lachte verontschuldigend, alsof hij zelf met haar geslapen had.
‘Het moest eigenlijk kunnen,’ zei Hugo. ‘Dit is precies wat je je voorstelt als je er zelf aan begint.’
Ik knikte.
‘Hoe zou het nu met Olga zijn?’ vroeg Hugo aarzelend.
‘Ik denk dat ze thuis is.’
‘Dat denk ik ook.’
‘En wat denk je nog meer?’
‘Alma is een beetje kwaad op jou,’ zei Hugo. ‘Ze zegt dat ze ontzettend in de war was en dat jij dat wist.’