‘Mamma,’ riep hij. ‘Ik ben klaar.’
‘Mamma komt zo!’ riep ik.
‘Mamma, mamma!’ zei Fritsje. ‘Ik heb op mijn schoen gepiest.’
‘Help dat kind nou, godverdomme!’ schreeuwde Hugo vanuit het huis.
‘Hij wil gaan studeren,’ zei Alma. ‘Hij maakt momenteel allemaal aantekeningen.’
Ik zag Hugo plotseling voor me, wegvluchtend voor een bereden agent, met zijn broek op zijn enkels, hippend.
‘Dag Alma,’ zei ik. ‘Dag lieve Alma.’
Fritsje had zich omgedraaid en riep nu om zijn vader. Hugo vloekte.
‘Vannacht zei hij dat hij moest opschieten,’ zei Alma. ‘Want ze zaten hem weer op de hielen.’
‘Alweer?’
‘Ik dacht dat hij het speelde,’ zei Alma. ‘Maar nu geloof ik dat het speelt met hem.’
‘Ik zal nu maar wegrijden,’ zei ik. ‘Als ik doorrijd ben ik vanavond nog thuis.’
‘Ik zal je missen,’ zei Alma. ‘De laatste dagen miste ik je zo.’
‘Ik jou ook.’
‘We kunnen het niet normaal tegen elkaar zeggen.’
‘We kunnen het beter voor ons houden.’
Ze glimlachte. Zij zou niet weg willen van Hugo. Ik zou het haar kwalijk nemen als ze hem verliet.
‘Ik voel me zo verstandig,’ zei ze. ‘Maar ik ben het niet. Ik ben alleen bang. Ben jij wel eens bang Paul?’
Ik gaf toe dat ik soms bang was.
‘Je moet me helpen,’ zei Alma. ‘Je moet me steeds helpen. Ook als ik straks terug ben.’
‘Zul je me binnenlaten als je alleen bent?’
‘Laten we daar niet over praten,’ zei Alma.