iets voor een tekenfilm. Hugo's wereld sukkelde vanzelf voort, al leek het erop dat er veel vaart in zat. Straks kwam hij van vakantie thuis en ging weer naar zijn instituut. Daar kon hij gaan zitten wachten op een ambtenaar van Binnenlandse Zaken die hem een voorstel deed zijn scherp geformuleerde gedachten ter beschikking te stellen van de gemeenschap, die zich moest beveiligen tegen onverhoeds ontsnappende stoom.
Alma en ik kwamen laat thuis, omdat wij nog iets hadden gedronken en elkaar aangeraakt met een telkens opvlammende tederheid. Hugo schreeuwde ons toe dat het laat was en dat hij zijn vakantie niet had bestemd om voor kinderoppas te spelen.
‘Weet je wat jij bent?’ zei Alma. ‘Jij bent een rottige klootzak.’
‘Je zal jezelf bedoelen!’ schreeuwde Hugo.
‘Toevallig kan ik dat niet zijn, een klootzak,’ antwoordde Alma kalm.
Hij kwam naar haar toe om haar een klap te geven, maar hij bedacht zich en verliet scheldend de keuken. Fritsje kwam binnen en wilde weten waarom pappie boos was.
‘Omdat pappie niet op jou wil passen,’ zei Alma. ‘Omdat pappie niet meer van jou houdt.’
Fritsje begon op luide toon te huilen.
Hugo keerde terug in de keuken en schreeuwde of haar dat plezier deed, een kind zo uit zijn evenwicht te brengen.
‘Kijk jij maar liever naar je eigen evenwicht,’ zei Alma.
‘Je laat dat kind met rust!’ riep Hugo.
Hij tilde zijn zoon van de grond en drukte zijn hoofd tegen diens wang. Hij zei dat zijn Fritsje maar niet op mamma moest letten. Dat was een tyfuswijf dat alleen maar belangstelling had voor het in een zo hoog mogelijk tempo uitgeven van pappie's salaris.