Tussen de persoonlijke correspondentie van mijn vader, die in zijn geheel voornamelijk formeel van toon was, vond ik een kopie van een korte brief die hij geschreven had en die opviel door de hartelijkheid die erin doorklonk.
Ik moet hier onmiddellijk aan toevoegen dat ik niet de volledige ordner zorgvuldig doornam. Bij het merendeel van de brieven, meestal aan hem gericht, beperkte ik mij tot een korte blik, tot ik een beeld had van de in het schrijven aangeroerde kwestie, die door de tijd van zijn belang was ontdaan.
De brief die mijn aandacht trok onderscheidde zich in eerste instantie door de aanhef en door het feit dat ik de voornaam van de aangesprokene niet kende. Toch was er nog iets anders: boven de aanhef ‘Lieve Adrienne’, had mijn vader haar volledige naam en adres, benevens de datum getypt. De brief zelf had hij geschreven met de vulpen.
Op zijn bekende wijze kwam hij al snel tot de kern van de zaak.
‘Ik weet niet hoe ik het moet uitdrukken,’ schreef mijn vader, ‘en dat komt omdat ik dat betrekkelijk weinig heb gedaan op schrift, maar de dood van Bert, door dat waanzinnige ongeval, heeft mij door elkaar geschud en ik ben gaan nadenken: wat gebeurt er met ons en buiten ons om. Waarom kunnen wij niet uitspreken wat ons dwars zit en waar wij naar verlangen. En dan nog dit soort dingen. Wat moet ik over hem zeggen? Zij aan zij hebben wij gestreden. Als ik die laatste zin overlees begrijp ik waar het ons aan schort: wij schromen te zeggen waar wij werkelijk mee bezig waren: het was een kwestie van liefde. Wij hebben de Beweging van de grond zien komen en hij was een van degenen die liever op de achtergrond bleven, terwijl ik het “openbare werk” deed. Ik herinner mij de bijeenkomsten bij jullie thuis. Dat kwam natuurlijk ook door jouw aanwezigheid! Ik herinner me de boterhammen die je binnenbracht en de manier waarop Bert