‘Het is ontzettend groot, dat huis,’ zei Alma door de telefoon.
Op de achtergrond riep Hugo: ‘Blijf nou godverdomme in je bed!’
‘Het zal Hugo goed doen als je komt,’ zei Alma. ‘Hij kan best iemand gebruiken tegen zijn zoontje.’
Ik lachte.
‘Kom voor mij,’ zei Alma. ‘Denk er maar aan dat je voor mij komt.’
Ik zou mijn moeder overlaten aan de zorg van een paar vrienden. Ze wilde graag een paar weken weg uit haar huis. Het leek of zij het ongepast gevonden had dat zelf voor te stellen. Zij vroeg aan een vriendin tijdens haar afwezigheid de kasten door te lopen om de sporen van mijn vader te verwijderen.
‘Vind je het harteloos?’ vroeg ze aan mij.
‘Hij is toch dood ma.’
‘Een ander heeft misschien nog wat aan zijn pakken.’
‘Als ik hem er maar niet in zie lopen.’
Ze vroeg wat ik met het archief ging doen.
‘Ik laat het even liggen,’ antwoordde ik.
‘Het valt jou ook moeilijk,’ zei mijn moeder.
Ik reisde op een avond heen en terug naar Amsterdam om met Hugo en Alma de details van mijn vakantie te bespreken. Het huis lag vol dingen die mee moesten en Alma zei opgewekt dat ze erover dacht Hugo voor een paar dagen in een hotel onder te brengen.
‘Maar voor je het weet zit ie daar met een ander!’
Zij aaide hem over zijn hoofd en verdween naar de keuken om een fles witte wijn te halen.
‘Ook dat nog,’ zei Hugo.