een gedeeld vaderschap. Maar hij was hoogstens een door het kapitaal gesponsorde oom.
En een briljante student.
Toen hij afstudeerde kon hij bij de universiteit blijven. Ook politiek lag hij uitstekend in de markt. Niemand had hem ooit gemist op een vergadering, omdat hij er altijd was. Zijn werkgroepen waren steeds voltekend. Hij sprak de taal van de studenten tot hij zelf bemerkte dat hij al een tijdje rondcirkelde in hetzelfde spoor. Zijn tevredenheid begon te tanen. De revolutie had het niet gehaald.
Dit alles over Hugo in vogelvlucht. Hij trouwde en richtte zich behaaglijk in. Maar de euforie van vroeger bestond nog slechts in de herinnering. Hij besefte dat hij zich op het breukvlak van de tijden had gewaand. Zelfs was het hem voorgekomen dat de geschiedenis van Nederland na het werpen van de eerste rookbom was begonnen. De tijden veranderden, zoals zijn favoriete popster zong. Maar die veranderden hoe dan ook. De muziek werd bij dit alles niet minder welluidend. Alleen raakte hij er steeds vaker melancholiek door.
Hugo bedacht dat hij de mislukte omwenteling wetenschappelijk moest onderzoeken. Misschien konden anderen later met zijn bevindingen hun voordeel doen. Hij raakte geheel in de ban van zijn voornemen en onmiddellijk wendde hij zich tot een promotor die met enig voorbehoud zijn zegen aan de onderneming schonk.
‘Ik ben er bij geweest,’ zei Hugo met nadruk, toen hij mij de eerste keer over zijn proefschrift sprak. ‘Verdomme Paul, besef jij wel wat wij hebben gezien?’
Ik besefte dat terdege. Het was allemaal voorbij. Ik vroeg mij af of hij niet wat al te veel hooi op zijn vork nam en of hij wel precies wist wat hij wilde onderzoeken.
Ik zat aan het bureau van mijn vader en dacht aan Hugo.