benadering van Parijs. St. Germain, om te beginnen. En dan natuurlijk Montparnasse. Ik overvloog zelfs een bezoek aan de Butte, niet om er op het stomvervelende pleintje tussen de toeristen rond te hangen, maar om aan de achterkant door de nog altijd dorpse straatjes af te dalen, waarbij ik mij voorstelde dat ik een negentiende-eeuwse schrijver was die een bevriende schilder bezocht.
Het soort aanvalsplan waarop Thérèse doelde, maakte mij onpasselijk.
‘Ik weet weinig over aanvalsplannen,’ zei ik. ‘Ik heb er natuurlijk bij Caesar en Livius over gelezen. Maar daar zullen we niet ver mee komen. Of denkt u van wel?’
Ik wist zeker van niet. De laatste vraag was alleen om haar te suggereren dat ik uitzonderlijk ongeschikt was voor welk direct handelen ook.
Toch zat ik gedwee met een bloknoot klaar om haar bespiegelingen te noteren.
‘Ik bedoel met aanvalsplan de manier waarop wij bepaalde klanten zullen benaderen. Dat moet je leren. Wat mij betreft is het de alfa en de omega van het zakendoen.’
‘Tjee, heeft u ook gymnasium?’
‘Jij denkt: sukkels die over aanvalsplannen denken kunnen nooit meer dan hbs hebben.’
Dat was niet precies wat ik dacht. Ik bleef nog even steken bij de mulo. Ik antwoordde dus:
‘Nee, nee. Dat zou ik nooit durven denken.’
‘Andra moi ennepe mousa,’ zei Thérèse.