soonlijke gevoelens. Hij noemde zelfs het woord liefde. Wat moet dat hem een moeite hebben gekost! Maar hij dacht dat hij daar met Anne over kon beginnen. Dat zij hem, jong en spontaan als zij was, moeiteloos op die weg kon leiden, aan de hand van de aanzetten die hij gaf tijdens het gesprek, de pauzes die hij liet vallen; zoveel woorden moest hij tenslotte zeven, tot hij er weer een vond dat hij gebruiken kon.
Zij liet hem praten. Eerst was zij er met haar gedachten niet helemaal bij. Daarna begon zij te begrijpen wat hij haar wilde vertellen. Zij is een fijnzinnige vrouw, Anne, en niemand wilde zij minder kwetsen dan de man die zij als haar leermeester en oudere vriend beschouwde.
Ieder van hen had een eigen verhaal. Zij vertelden het aarzelend, langs elkaar heen pratend, dan weer even op dezelfde weg, alsof zij toch dezelfde kant op moesten en net zo goed een eind met elkaar konden oplopen. Maar daar vluchtte zij plotseling het veld in, en mijn vader bleef staan, vol verwondering, in de opeens dreigende luwte van zijn bestaan. Even zag hij zelfs een afgrond, waaronder het fletse niets.
Zij streelde hem over een wang en zei dat ze niemand kende bij wie zij zich prettiger voelde dan bij hem. Dat zij zijn vriendin was, dat hij haar zo moest bseschouwen. Alleen aanraken was er niet bij. En hij antwoordde dat hij dat begreep; hij slikte en voegde eraantoe dat dit ook nooit bij hem was opgekomen, vriendschap was uiteindelijk het mooiste, hield het langst stand. Langer dan wat? zou hij als geschoold