man lezingen, om zijn toehoorsters dat bijzondere geluksgevoel te schenken waarnaar ze zozeer verlangd hebben’. Mijn moeder ging weleens met hem mee. Keek met toegeknepen ogen naar alle beschaving, die ze zelf niet in die mate van thuis had meegekregen. Haar vader was tenslotte niet meer dan een schoolmeester. Hij vertelde hoe het zat. Basta. Dat had zij dus nooit geleerd: Flemend Vragen - Aarzelend Opperen. Laat staan bedelen om een privatissimum.
Dus de studenten die ze telkens weer op de televisie zag demonstreren, die ongebonden troep vrolijke halfwas intellectuelen, die stonden haar wel aan! Zonder dat zij het zichzelf toegaf, hoopte ze dat ze mijn vader zouden wegjagen, de archeologie verbieden.
De Nieuwe Mens graaft niet in de grond maar verheft zich in de lucht. Vliegen zal hij, gelijk Icarus, over de rijpe korenvelden, zich verheugend in het gedartel van jagers en vissers.
Alleen degene die de kritische kritiek bedrijft zal ter aarde storten met verbrande vleugels.
‘Waar zitten ze nu? Je weet heus wel wat ze aan het doen zijn, Laura!’
‘Zeur niet zo! Weet ik veel!’
Zij ging op zoek naar bezetenheid, naar de beloofde nieuwe individuen die elkaar collectief versterkten. Dat zij elkaar ook konden afbranden, kwam niet in mijn moeder op. Haar hoofd zat vol voorstellingen van jonge mensen die elkaar stimuleerden, die niemand aan zijn lot overlieten, die samenleefden in een groot verband, van grootouders