hij haar zoon mocht meenemen. Maar bij nader inzien leek hem dat geen goed plan. Franske zag zijn moeder, maar hij reageerde niet. Gregorius reed verder, parkeerde de auto bij de kerk en stapte uit. Hij kuste de jongen op beide wangen en zei dat hij terug zou komen om hem te halen.
‘Zul je op mij wachten?’ vroeg hij. ‘Ga je al je zomerspullen in de koffer pakken?’
‘Ja,’ zei Franske. ‘Spullen in de koffer.’
Hij keek de jongen na. Daarna belde hij aan bij Rog. Bij toeval was de pastoor thuis, om deze tijd leidde hij wekelijks een bejaard bijbelgroepje, maar een aantal dames was zonder afmelden niet komen opdagen. Rog had daar begrip voor.
‘Ik kom afscheid nemen,’ zei Gregorius. ‘De verantwoordelijkheid voor de madonna leg ik in uw handen.’
‘Een zware taak,’ meende Rog.
‘Ik ben er zeker van dat u hem aankan.’
Rog knikte. ‘Het gaat toch de kant op van een wonder.’
‘Dat zou wel eens kunnen,’ antwoordde Gregorius met een zuinig mondje. ‘Ik wil u trouwens een kleine gunst vragen. Het gaat om Franske.’
‘Franske?’ zei Rog verwonderd.
‘Ik wil hem meenemen op vakantie. Om hem te testen. Ik denk dat hij meer mogelijkheden heeft dan tot nu toe naar buiten is gekomen.’
Rog kende maar weinig mogelijkheden van Franske.
‘Wilt u uw invloed aanwenden bij de moeder? De vader is akkoord.’
‘Dat dacht ik al,’ zei Rog.
Op dat moment kwam er een meisje in de richting van de parochie gerend. Rog zette een stap naar voren en wachtte tot het bij hem was gekomen.
‘Pastoor,’ hijgde het kind.
‘Kalm, kalm toch,’ riep Rog, hij legde een hand op het hoofd van het meisje.
‘Pastoor,’ riep zij, nog altijd buiten adem. ‘U moet snel komen. Het beeld is weg. Er zit een gat in het raam. De madonna is terug naar de hemel.’