dere vorm ook haar was overkomen? Zij zocht in haar geheugen; niets viel haar in.
Was het de onschuld van de tekeningen die haar op de vlucht deed slaan; die schuldeloosheid gevoegd bij de onherroepelijkheid van de dood? Iemand had Agnes gewurgd en hij had die wurggreep volgehouden tot zij slap onder hem vandaan gleed. Had zij Ramaer tot zo'n daad in staat geacht? En hoe kwam zij erbij dat de tekeningen onschuld uitstraalden? Alsof zij kon bepalen wat dat was.
Aarzelend keerde zij terug naar de tekeningen, nu samen met Ramaer. Opnieuw trof haar de lieflijkheid, de serene stilte.
‘Ik wilde het niet per se bewijzen,’ zei de schilder, ‘maar je ziet nu waar vooroordelen toe leiden. Een schilder die een paar kinderen tekent wordt door de gebeurtenissen een potentiële moordenaar. Dat is toch op zijn minst vreemd.’
Hij vroeg haar zorgvuldig naar de tekeningen te kijken. Hij nam er een uit de map en hield hem haar voor.
‘Weet je wat me opvalt? Ze zijn nooit veranderd. Twee kinderen. De een wist van zijn gezond niet. De ander had allang door dat zij werd bekeken. Ik heb steeds iets anders in haar gezien dan de lust. Juist een bijna absolute lieflijkheid. Een troost die begint waar de pure lichamelijkheid ophoudt. Het maakt niet uit. Iedere tekening is een blik op mijzelf. Maar dat is niet opzienbarend.’
Zij bleef naar de tekeningen kijken; opnieuw stelde zij zich de vraag naar de oorzaak van haar paniek, alsof Ramaer een tovenaar was die onschuldige kinderen in zijn boze ban bracht.
Kon zij het kwaad niet aan dat zich om Agnes had verspreid, dat het meisje zelf had aangetrokken door het kostbare geheim dat zij uitstraalde? Op de tekeningen was zij nog geen vrouw, niet een verleidelijk wezen dat haar lichaam etaleerde vanuit eigen begeerte.
Zij was een kind dat de meest eenzame honger kon stillen en het nooit zou doen. Onaanraakbaar, zelfs voor Franske.
‘Waar was je bang voor?’ vroeg Ramaer. ‘Dacht je dat ik op haar wachtte op die verschrikkelijke plaats, in het donker, niet zeker of zij zou komen; het werd langzaam later en ik stond ach-