gen. De woorden spetterden en vatten vlam. In het vuurwerk dat zij ontketenden kwam een beeld tevoorschijn, het grootste geluk dat zij kende.
Op meer sacrale momenten luisterde zij het liefst naar ijle stemmen, behorend bij gedegen opgeleide zangeressen. Nonnen zongen vals.
Ze hield ervan als het toeterde en swingde; haar moeder hield van Mozart. Ook die was veel te vroeg gestorven.
Wachtend tot zij zich sterk genoeg voelde om de ochtend in te gaan, had zij omzichtig haar lichaam betast. Alsof zij tekenen zou vinden die haar vertelden wat er de vorige avond gebeurd was, nagelkrassen, blauwe plekken; zij vond niets van dat alles.
Wat had zij gedaan, welke verplichting was zij aangegaan?
Op een kastje had Patries badhanddoeken gelegd. Ook een tubetje tandpasta en een borstel, meegenomen uit een vliegtuig. Er lag zeep op haar te wachten, zelfs een paar blokjes Engels badzout, weeë geuren waarvan zij nooit gehouden had.
De kamer had een eigen badkamer. Zij ging rechtop zitten en zag dat het een meisjeskamer was; de posters van mannelijke filmsterren met ontblote bovenlijven deden haar bijna blozen.
Lang had zij onder de douche gestaan. Maar ook onder de aangenaam harde straal kwamen de herinneringen niet terug.
Had zij goed geslapen? Zij was in een soort coma geraakt en voordat het zover was, had alles met haar kunnen gebeuren, alles wat ze haar vertelden of probeerden wijs te maken.
Zij ging aan de keukentafel zitten. Patries roosterde brood voor haar. Een glas sinaasappelsap liet zij in één teug naar binnen lopen. Opeens had ze dorst als een nijlpaard.
‘Ik heb slecht geslapen,’ zei Patries. Zij rilden tegelijk. ‘Wacht, ik zet de thermostaat hoger.’ Patries glimlachte naar haar. ‘Ik kan slecht slapen als ik gedronken heb.’
‘Ja,’ zei ze, ‘ik ook.’
‘Het was maar goed dat Willem zo laat thuiskwam.’
Wie was Willem? Waar hing hij uit? Willem zat in een boom, loerde door het raam van zijn eigen slaapkamer naar binnen en floot als een vogel.
‘Het was de fijnste avond van mijn leven,’ vervolgde Patries.