‘Ik kom ook uit het eikenhout.’
‘Het is wel op linnen,’ zei de schilder.
‘Ik bedoel: ik kom ook uit Limburg. Limbabwe.’
Ramaer lachte. ‘Ik had je niet meteen begrepen.’
‘Dat geeft niet,’ zei Dantzig. ‘Voor God zijn we allemaal gelijk. Hoewel sommigen iets meer gelijk dan anderen.’
Ramaer lachte opnieuw. Het was niet zeker of hij de schrijfster begreep.
‘Wat zullen we drinken,’ stelde hij voor, artiesten onder elkaar.
‘Dat is goed ja. Een tequila graag,’ bestelde Dantzig.
Tequila had Ramaer nooit gedronken. Van het ene op het andere moment vond Hanna hem ontroerend. De schrijfster hield een korte lofzang op tequila. Jenever vond ze ook lekker. Eventueel thee.
‘Thee?’
‘Is dat gek, thee?’
‘Nee, nee natuurlijk,’ haastte de schilder zich te verklaren.
‘Dan wil ik liever wijn. Heb je witte wijn, niet van die zure. Een chardonnay.’
‘Heb ik!’ riep de schilder opgelucht.
Terwijl Ramaer de fles ging halen, keek Dantzig om zich heen.
‘Wat een tweederangs rotzooi. Of ben ik onaardig.’
‘Het klinkt eerlijk.’
‘Meestal ben ik eerlijk. Als je de eerlijkheid aflegt, gaat het bergafwaarts. Zullen wij elkaar noemen in onze stukken? Dan citeer jij mij over dat maandverband, dat kan ik wel hebben. En ik...’ Zij dacht even na. ‘Dan noem ik jou de mooie jonge journaliste van het ochtendblad.’
‘Ik weet niet of dat zo'n goed idee is,’ antwoordde Hanna.
Ramaer kwam terug met drie glazen en een beslagen fles wijn. Hij glimlachte naar Hanna. En ondanks het feit dat hij zich zo voor Dantzig uitsloofde, vond zij hem aardig, een man van in de vijftig die zijn onzekerheid probeerde te verbergen achter de resolute manier waarop hij de kurk uit de fles trok.
‘Het belangrijkste geluid van de wereld,’ zei Dantzig. ‘Omdat je de geest ermee ontsluit.’