zelschap journalisten aan en proefde, met enige terughoudendheid, van het voor haar neergezette glaasje. Dit smaakte niet onaangenaam.
De journalisten wachtten op iets nieuws. Toen de madonna nog alleen tranen weende, scoorde zij niet hoog in de hiërarchie van gebeurtenissen die geschikt waren voor opname in de krant. Vorig jaar had er nog een beeld gehuild in Brunssum, de eerste wenende madonna in Nederland. Die tranen waren spoedig droog, en bovendien van hars. In dat licht bezien was een bloedende madonna al meteen een stuk beter, een menstruerende madonna een absolute noviteit en de moord op Agnes in nota bene hetzelfde dorp een godsgeschenk.
De mogelijke samenhang tussen de verschillende gebeurtenissen besprekend, wachtten de journalisten de ontwikkelingen af. Zij hoopten de moord in verband te kunnen brengen met het bloedende beeld en sloten er weddenschappen op af. Het laagst genoteerd stond de verwachting dat het dode meisje weer tot leven kwam.
Dantzig hoorde de verschillende overwegingen aan, bemoeide zich er weinig mee, nam op haar tijd een slok uit het glas, dat maar niet leeg scheen te geraken en begon een gesprek met de jonge journalist van een noordelijke krant. Deze had zijn bedenkingen bij de roomse poespas waarvoor hij naar het zuiden had moeten afreizen.
‘Denk jij dat het met die madonna doorgestoken kaart is?’ vroeg hij aan de schrijfster.
‘Dat spreekt vanzelf,’ zei Dantzig.
De journalist, die geen boek van haar gelezen had, bewonderde haar om de zekerheid die uit het antwoord klonk.
‘Dus jij beschouwt godsdienst per definitie als doorgestoken kaart.’
‘Ik neem aan,’ zei ze, haar lippen tuitend, ‘dat je het begrip “definitie” operationeel bedoelt.’
‘Ik bedoel oplichterij,’ verduidelijkte de journalist.
‘Ja,’ zei ze, op toegeeflijke toon en toch een beetje teleurgesteld omdat zij voor de zoveelste keer het hachelijke moest inzien van een verbinding tussen lichamelijke aantrekkelijkheid en