Bloedmadonna
(1998)–Rudolf Geel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
huis. Hij reed langzaam, omdat hij niet steeds alles even helder zag. Nuchelmans keerde terug van een vergadering van het bestuur van de golfclub. Deze was snel afgelopen, maar de bestuursleden hadden nog een overwinning te vieren, hij was vergeten waar het precies om ging. Speciaal de viering was in ontspannen sfeer en zeer geanimeerd verlopen. Tegen twaalven verliet Nuchelmans de bestuurskamer, waste zijn verhit geraakte gezicht in de wc en haalde een kam door zijn haar. Hij had nog geen zin naar huis te gaan, waar zijn vrouw zijn late thuiskomst van sarcastisch commentaar zou voorzien. Daarom reed hij niet rechtstreeks naar Uffel, maar volgde de weg langs de golfclub in de richting van een gehucht van slechts drie huizen, die het Baaksken heette. Hier woonde zijn secretaresse, en zij was het naar wie zijn belangstelling uitging, een bijzonderheid, want hij had geen verhouding met haar, noch had hij daar dikwijls zijn gedachten over laten gaan. Maar nu dacht hij dat zijn medewerkster een bezoek op prijs zou stellen; vooral nadat hij een week golf had gespeeld op de Canarische eilanden, leek zij zich er extra op toe te leggen het hem naar de zin te maken. In hoeverre hij gelijk had, wilde hij plotseling gedetailleerd weten. De secretaresse deed haar werkgever open, gekleed in een kimono; plotseling kwam zij hem begeerlijker voor dan ooit tevoren, het was verbazingwekkend dat hij dit niet eerder op een zo directe manier had opgemerkt. Op dat moment verscheen er een man achter haar in het gangetje; hij droeg niet meer dan een wielerbroek en deed ook verder denken aan een moderne primitief Nuchelmans moest iets verzinnen, maar zijn geest weigerde dienst. Vanaf het huis van zijn secretaresse had hij zichzelf hartgrondig vervloekt; de schaamte, aangezet door de drank, zorgde voor een warmte-uitbarsting; hij reed met open portierramen. Halverwege het Baaksken en Uffel had hij het plan ontwikkeld om de secretaresse van de wielrenner af te helpen en zichzelf voor de man in de plaats te stellen. Hij kneep zijn handen om het stuur en leunde voorover om vooral de berm van de weg in de gaten | |
[pagina 104]
| |
te houden. Als hij daar niet in belandde, kwam alles goed. Daarom zag Nuchelmans, naar hij openhartig toegaf, wat anderen, nuchter en achteloos, waarschijnlijk gemist zouden hebben. Een stuk achterwiel van een scooter stak uit de bermbegroeiing. Wie legde zijn scooter daar neer, op dit uur van de nacht? Hij liet de auto midden op de weg tot stilstand komen en zette de versnelling in de achteruit. Maar dat, zo realiseerde hij zich tijdig, was gevaarlijk. Daarom parkeerde hij de auto, had zelfs het benul het alarmlicht aan te zetten en stapte uit. Misschien lagen er wel een paar te vrijen; achter de berm stonden struiken, daarachter lag land, een appelboomgaard. Als ze hem begonnen uit te schelden, zou hij kunnen zeggen dat hij het niet vertrouwde, en met gevaar voor eigen leven op de smalle weg was uitgestapt om te gaan kijken. Een halve maan, meer niet. Vaal strijklicht over de velden; die scooter herkende hij. Hij dacht even goed na, begon toen snel te ademen, wilde wegrennen, maar werd teruggehouden door een nieuwsgierigheid die geen maat kende, nu niet meer. Hij deed een paar stappen, probeerde zijn blik scherp te stellen, wilde roepen, struikelde vervolgens over het lichaam dat daar lag. Op die manier, op korte afstand van haar scooter, vond de dronken, naar lichamelijke opwinding hunkerende accountant het ontzielde lichaam van Agnes, de dochter van zijn cliënt Verhallen. |
|