nog eens zacht in zijn geslacht. En al even onwillekeurig zag hij Franske voor zich; hij haalde diep adem en begon zich andere onschuldige kinderen voor te stellen, die hem onverschillig hadden gelaten. Intussen hield hij zijn geslacht vast. Een onaangenaam gevoel was het niet. Het geslacht begon nu pas echt te gloeien; het was of hij een ei kookte en bij het pannetje stond te kijken tot het water begon te borrelen. Het water borrelde als een IJslandse geiser. Hij had koorts en verlangde naar water. In plaats daarvan kuste hij Franske. O mijn kind, dacht hij, en opeens begreep hij dat hij de jongen slechts wilde beschermen, dat was alles, een geruststelling. De wereld afwimpelen, vooral die kwezel van een moeder, het kind helpen op zijn levenspad. Grote en kleine gedachten; woorden die als rookwolken uitdijden en plotseling vervlogen. Wat stelde dit allemaal voor? De mens in het universum; hij dus hier in een vreemd bed, onmachtig zich te verzetten tegen de zonde. Ouder dan vijftig was hij; en behalve die ene ervaring met Hans een maagd. Hij was zoals een priester behoorde te zijn. Wetenschap en geloof had hij steeds scherp onderscheiden; Jezus hand in hand met Popper. Wetenschappelijk denken tegenover de sluipwegen van het geloof. Vaste denkpatronen tegenover het onmogelijke. Steeds dieper verstrikt in de ratio, op zondag Gods lof zingend, terwijl cijfers en symbolen door zijn geest krioelden als roze olifanten bij een dronkaard. Het had allemaal niets opgebracht. En zo leek het alsof die bloedende madonna hem een rekening kwam aanbieden.
Met een gloeiend hoofd lag hij in bed; een jongen die hij niet kende, die hij overmorgen weer uit het oog zou verliezen, stond naast hem, stak zijn hand onder de dekens, boog zich over hem, zijn warme natte mond op zijn buik, zijn tong in Gregorius' navel.
Vade retro! zong een koor in het wit geklede laborantes; een voor een hielden ze een schaal menstruatiebloed voor hem omhoog.