Zij deed of zij hem niet hoorde, kneep haar ogen verder dicht, haar gevouwen handen samen, het bloed trok uit haar vingers weg.
‘Laat hem liefde vinden voor zijn moeder. Want wie houdt het meeste van Franske?’ De woorden kwamen soms anders dan zij ze bedoelde; maar het ging om wat daarachter lag, de pijn van zijn geboorte, de eerste blik op hem waarmee zij wíst, als enige.
‘Wie houdt zoveel van hem, zoveel van Franske?’
‘Agnes,’ zei Franske, en hij klonk zo beslist dat het even leek alsof hij op slag genezen was van de ongemakken in zijn geest. Haar zoon trok zijn gevouwen vingers los, hief ze ten hemel en stootte een kreet uit.
Zonder na te denken gaf zij hem een pets om de oren.
‘Agnes,’ beet zij hem toe, een ogenblik vergetend dat zij op haar knieën zat, in devote aanbidding.
Franske leek te glimlachen.
Zij keerde zich naar haar vriendin en siste: ‘Agnes,’ met alle haat die zij kon opbrengen, ondanks dat pogend de naam zo neutraal mogelijk te laten klinken, uit piëteit met de madonna, die wel iets anders aan haar hoofd had.
‘Dat loeder,’ antwoordde Lidie Thijssen, al even neutraal. Terwijl zij het woord uitsprak, wierp zij een snelle blik op de madonna.
‘O madonna, die ons redden zal, verlos deze wereld van het kwaad, dat alom is,’ bad mevrouw Thijssen.
‘Agnes!’ riep Franske.
Toevallig kwam Thieu op dat moment de kamer binnen. Hij hoorde zijn zoon die naam roepen en even balde zich alle trots in hem samen die hij nog in zich had. Agnes. Alsof zijn zoon een gewoon mens was, zoals hij.
‘Wat proberen jullie die jongen wijs te maken?’ vroeg hij jolig, vergetend dat zijn vrouw en haar vriendin in een ander contact met de dingen des levens stonden dan hijzelf.
‘Agnes,’ herhaalde Franske. Lenig sprong hij op.
‘Kom maar knul,’ zei Thieu goedmoedig. Hij kon zijn zoon wel even meenemen naar het café.
‘Zitten jij,’ siste mevrouw Coumans.