hemel, maar op een verborgen plaats was opgeslagen en op geheimzinnige manier terechtgekomen in het lichaam van de moeder.
Peinzend zat hij voor het beeldje. Nogmaals nam hij het in zijn handen, schudde het, alsof hij verwachtte dat dit de bloedstroom opnieuw in gang zou zetten.
De kerk had hem niet aangesteld om theologische beschouwingen ten beste te geven. Zijn taak was aards en helder, hij was een rechercheur; hij mocht zich pas terugtrekken als hij zelfs de geringste gedachte aan hemelse interventie had ontmaskerd.
Zonder dat hij het merkte, was er iemand achter hem komen staan. Naast het beeldje lagen plotseling twee handen. Verstoord keerde hij zijn hoofd om. Het beeldschone gezicht met de grote blauwe ogen had hij niet eerder gezien. Om de jongen hing een zure lucht, alsof de menstruerende madonna hem haar lijfgeur had geleend.
‘Had ik niet gezegd dat ik alleen wilde zijn?’ vroeg hij. De woorden kwamen schor uit zijn keel. En hij schrok van de harde toon waarop hij de vraag stelde.
‘Madonna slapen,’ zei Franske. Hij glimlachte, zonder de pater aan te kijken.
‘Waar kom jij vandaan?’ vroeg Gregorius, veel vriendelijker nu hij had gezien dat de jongen niet geheel bij de tijd was.
‘Franske eten,’ zei Franske.
Gregorius besloot dat hij een beetje moest meespelen, terwijl hij de jongen naar de deur zou loodsen, waarachter de bevolking van het dorp in de gang bijeen school, daarvan was hij zeker.
‘Juist,’ zei Gregorius. ‘Jij wilt eten. Als je veel eet, word je zo sterk als een beer.’
‘Franske eten.’
‘Beresterk,’ herhaalde Gregorius. ‘Als je maar je bord leegeet. Woon je hier? Is die mevrouw je moeder?’ De naam van de familie was hij vergeten.
De jongen tikte hem op zijn schouder. ‘Eten,’ zei hij, op zijn mond wijzend. Op zijn gezicht verscheen een glimlach.
Gregorius knikte. En op dat moment overviel hem een onweerstaanbare gedachte, die hem in de war maakte, meer dan hij