groen uitlopende klimop tegen de muur van het schuurtje en hij kon nauwelijks een snik onderdrukken toen hij zich voorstelde dat hij hier zelf dag in dag uit, zomer en winter, zou moeten staan.
Hij boog zich naar het beeldje, raakte de traan aan met zijn vinger, draaide zich om en rook eraan. Een weeë geur; als dit rozen waren, dan toch uit een flesje dat uit de wc was gevist.
‘We zullen er verder niet over discussiëren,’ zei hij. ‘En we gaan er ook maar niet van uit, Thieu, dat de Moeder Gods hier vanwege jouw voorbeeldige levenswandel is gaan bloeden.’
Thieu deed alsof hij de woorden niet hoorde.
‘De wijsheid van de Moeder Gods gaat onze eenvoudige hersens ver te boven,’ doceerde de pastoor verder. ‘Laten wij er daarom maar van uitgaan dat zij weet wat zij doet.’
‘Aha!’ riep Thieu. ‘Maar dan heb ik u. Als de Moeder Gods weet wat ze doet, dan is ze ook niet zomaar bij ons gaan bloeden.’
‘In dat geval,’ zei de pastoor, ‘zou ik vooral geen grote mond opzetten en veel bidden.’
Mathilde had koffie ingeschonken. Rog ging aan de tafel zitten en luisterde voor de zoveelste keer naar het verhaal.
‘Is het geen wonder?’ zeurde de stem van Mathilde.
‘'t Is een wonder boven wonder. De madonna heeft ons uitgezocht,’ beaamde Thieu, die de vermaning van de geestelijke alweer was vergeten.
Daarom legde de pastoor beide handen voor zich op tafel en staarde er een tijdje naar. Toen hij opkeek, wierp hij beurtelings een strenge blik op beide echtelieden. In de hoek bevrijdde Franske op zijn eigen, onnavolgbare wijze een mandarijntje van zijn schil.
‘Als dit een wonder is,’ zei hij langzaam. ‘En ik bedoel: Als de kerk later, en reken dan maar op veel later, zal beslissen dat het een wonder is geweest, dan moeten wij dat met ons allen vooral in grote nederigheid aanvaarden. En als de kerk bepaalt dat de madonna jullie heeft uitgekozen, zoals ooit Jezus het dochtertje van Jaïris uitkoos om uit de dood op te wekken, dan zullen jullie