tijd, ze kon zich er wel iets bij voorstellen. Zij zag de tijd op zich afkomen, in de vorm van een grote golf, en het gaf haar een opwindend gevoel om dat zo op te schrijven. Langzamerhand ging de behoefte om te schrijven zich vaker voordoen, zonder dat zij brutaal genoeg was iemand de teksten die zij schreef te laten lezen. Tegelijk vertrouwde zij niemand voldoende om ze uit handen te geven. Hoogstens haar vader, maar zij was bang dat hij haar kinderachtig zou vinden en dan niet wist hoe hij dat precies moest zeggen. Wel vertelde zij een van de tantes, toen die naar haar toekomstplannen vroeg, aarzelend dat zij journalist wilde worden. De tante lachte en zei dat zij dan niet rijk zou worden. Zelf waren Alie en Neel bijzonder rijk, door erfenissen van andere tantes. ‘Sommige mensen hebben alles,’ zei haar vader. ‘Geld, puisten, je kunt het zo gek niet opnoemen. Het is raar verdeeld in de wereld. Gelukkig zou het pas echt verwarrend worden als je tantes rijk en ook nog mooi waren.’ Het leek hem een uitstekend plan dat zij de journalistiek in wilde. Maar ook de advocatuur vond hij best, of notaris. ‘Saai heeft ook zijn bekoring,’ zei haar vader. ‘Lege gebouwen zijn saai. Saai en geruststellend. Stel je voor Hanna, dat alles nieuw en glanzend zou blijven. Behalve jij dan. Ach,’ zei hij, ‘vergeet het ook maar.’