onderscheidde zij niets. Toen zag zij een bed, met een grote stoel ernaast. Er zat niemand in de stoel, hoewel zij dat eerst dacht. Alleen in het bed moest iemand liggen. Een klein, grijs hoofd stak boven de witte lakens uit.
‘Wat doen we nu? Zijn we aan het slapen?!’ riep haar vader.
Het grijze hoofd kwam omhoog. Toen ging haar grootmoeder in bed zitten. Zij keek recht voor zich uit en zei niets.
‘En kijk eens wie we hebben meegebracht?’ zei haar vader.
(‘Nila,’ schreeuwde haar grootmoeder in haar droom. En toen was de droom over. Het bos keerde terug, met de bomen. Een hek, dat steeds groter werd en een nieuw verfje kreeg. En het vrouwtje dat vanuit het halfduister naar haar toekwam. ‘Nila,’ zei de stem. ‘Kom bij me.’)
‘Dit is Nila,’ zei haar vader. ‘Dit is Nila moeder.’
‘Je bent veel te laat,’ zei oma op scherpe toon. ‘Anders ben je nooit zo laat. Wat moet dat kind daar? Komt het door dat kind dat je zo laat bent?’
Haar vader glimlachte en ging op de stoel zitten, terwijl hij Nila nog steeds vasthield. Zo stond ze voor de knieën van haar vader, naast het bed.
‘Wat heb je meegenomen?’ vroeg oma.
‘Je mag drie keer raden,’ zei haar vader.
‘Bonbons.’
‘Goed zo!’ riep haar vader. En hij haalde een zakje bonbons uit de tas die hij altijd naar zijn moeder meenam.
‘En nou nog een keer raden,’ zei hij.
‘Een nieuwe nachtpon,’ zei oma. ‘Die wil ik niet hebben.’
‘Dat is dan maar goed ook. Want ik heb helemaal geen nieuwe nachtpon bij me. De zuster zei dat je een nieuwe directoire nodig had. En die heeft Marja gekocht.’
‘Wie is die Marja?’ informeerde oma achterdochtig.
Geduldig legde haar vader uit dat Marja zijn vrouw was. Meteen erachteraan legde hij zijn hand op Nila's schouder en zei:
‘Vind je Nila niet groot geworden?’
‘Wat heb je nog meer bij je?’ antwoordde oma.
‘Hoeveel keer heb je al geraden?’ vroeg haar vader.
‘Een keer,’ antwoordde oma.
‘Je jokt een beetje,’ zei haar vader, terwijl hij quasi-dreigend met zijn vinger zwaaide. ‘Je hebt al twee keer geraden. Maar de tweede