[LI]
Tegen zes uur ging Nila de hal van het hotel binnen. Ze had enige tijd in de buurt rondgelopen, was een platenzaak binnengegaan waar ze zonder belangstelling had rondgekeken, maar nu kon ze niet langer uit onder het weerzien met Ronnie.
Ze moest lang wachten tot de lift kwam. Daarna ging ze naar boven, wachtte even voor de deur van hun kamer en klopte aan.
Ronnie deed niet open.
Bij het weggaan hadden zij de sleutel afgegeven en misschien was Ronnie nog afwezig. Ze moest opnieuw op de lift wachten, zenuwachtiger dan daarnet. Door haar hoofd spookte de gedachte dat Ronnie zich iets had aangedaan, met een buis slaappillen in haar maag al uren op bed lag.
Ze overwoog weg te lopen. Even leek deze lafheid een aangenamer vooruitzicht dan de ellende die ze ging doormaken.
De sleutels hingen gewoon bij de receptie.
Toch was Ronnie op de kamer geweest, maar bij de eerste aanblik werd Nila duidelijk dat zij nu volledig was verdwenen. De kamer zag er keurig opgeruimd uit.
Er lag een brief op tafel, geschreven op hotelpapier.
Lieve Nila,
Ik ben naar Nederland terug.
Ik besef dat ik hals over kop handel en dat ik het je moeilijk maak. Maar als ik gebleven was, zou alles nog veel erger zijn geworden.
Maak je geen zorgen over mij. En neem me dit niet kwalijk.
Als je maar wel bedenkt dat ik mij deze dagen altijd zal blijven herinneren, en niet omdat ik nu weg ben gegaan.
Iedere keer brokkelt er iets van onze toekomst af en is het restant moeilijker te verdragen. Daarom zou ik liever anders afscheid van je nemen. Minder plotseling.
Maar ik weet geen andere manier.
Je begrijpt wel waarom ik dit zo doe.
Dag lieve Nila.
Ronnie
Zij zat op bed met de brief in haar handen en schaamde zich. Dat was de eerste opwelling. Ze wist niet of Ronnie aan dat effect had gedacht, of dat zij volkomen overstuur was weggerend. Wie wist