| |
| |
| |
[XXXXI]
Was Henk ouder geworden? Of leek hij op Ibiza jonger door zijn overhemd met open boord, de spijkerbroek en touwschoenen? Nu zag hij er formeel uit, hij droeg zelfs een zwarte blazer met een lichtblauw overhemd, das met olifantjes. Hij kwam naar Nila toe en glimlachte aarzelend, kuste haar vluchtig op de wangen, zei zonder in zijn tekst te kijken hoe fijn hij het wel vond haar vrolijk en gezond te zien.
Ronnie gedroeg zich bij het binnenkomen veel natuurlijker. Zij omhelsde Nila en leek ontspannen. Meteen daarop begon ze lacherig een verhaal over een ongeluk dat hun juist was ontgaan, toen zij met een vaartje van honderdtwintig naar hen toe reden. Inmiddels hadden Frits en Henk elkaar begroet. Vanuit haar ooghoeken volgde Nila de confrontatie en voor de zoveelste keer in haar leven verwonderde zij zich erover hoe gemakkelijk, ontspannen mannen elkaar wisten te benaderen, hoewel zij aan de opmerkingen die Frits maakte kon horen dat hij nog niet geïnteresseerd was geraakt.
‘Vind je dit niet een ontzettend leuk huis Henk?’ vroeg Ronnie.
Henk knikte, een beetje moe. In hoeveel huizen had hij dat al moeten beamen?
‘En nog in de goeie tijd gekocht,’ stelde Frits vast.
De mannen verdwenen naar de kamer. Nila liep snel naar de keuken en riep tegen Ronnie: ‘Ik kom eraan.’ Maar Ronnie volgde haar, vanzelfsprekend. Nila pakte de fluitketel en hield hem onder de kraan.
‘Zet jij thee met koud water?’
Nila keerde zich om, terwijl ze de kraan dichtdraaide. Omslachtig manipuleerde ze met de ketel, liep naar het gasfornuis, wachtte tot het gas de waakvlam naar de brander had gevoerd. En toen stond zij opeens met lege handen. Ronnie lachte naar haar en stak haar armen uit, trok haar tegen zich aan, fluisterde hoezeer ze naar haar had verlangd.
‘Dag lieve Nila,’ zei Ronnie. ‘We moeten hier maar niet te lang blijven.’
Opgejaagd door hun mannen, die al bezig waren een gesprek op te zetten waarin zij zich straks zouden verstrikken, tenzij ze op hun bekende en luchtige manier overstapten op voetbal.
‘Dag lieve Nila.’ Maar ze maakte zich beheerst los uit Ronnie's omarming, wilde het doosje met theezakjes pakken. Ze aarzelde toen ze besefte dat ze dit niet kon doen, niet alleen met zichzelf be- | |
| |
zig zijn. Ze kuste Ronnie op haar mond.
‘Ik voel me hier niet veilig.’
‘Het geeft niet. Het geeft niet.’
De wanhoop die doorklonk in de herhaling. De onuitgesproken wens deze omgeving te zien wegvallen. Alle dagdromen samenkomend op de plek waar zij stonden, als een zacht ruisende vervanging voor dit nieuwbouwhuis.
‘Als ik je zie wil ik je in mijn armen nemen en kijken wat er gebeurt,’ zei Ronnie zacht.
Ze moest onwillekeurig lachen. Het was duidelijk waar dat gebeuren op zou uitlopen. Ze stelde zich voor hoe ze hier naakt met Ronnie door de keuken liep. Dat zou ze niet eens durven als Frits op zijn werk was!
Ze raakte nu gewend aan Ronnie's aanwezigheid en voelde zich prettig. Misschien kwam dat omdat hun mannen in de buurt waren en al te heftige avances onmogelijk maakten.
‘Kom mee naar de kamer,’ zei ze.
‘Nog even. Laat me naar je kijken.’
Ronnie legde haar handen aan weerszijden van Nila's schouders en bekeek haar. Ze voelde hoe haar ogen langs haar lichaam gleden. Ze onderging dit in het bewustzijn van gelatenheid en behaagzucht tegelijk. Ze wilde er geen moeite voor doen, maar kon het evenmin tegenhouden. Alleen de spanning was afwezig.
‘Wat ben je mooi,’ zei Ronnie, terwijl ze haar losliet en even haar hoofd tegen Nila aan drukte.
‘Ik ben helemaal niet mooi.’
‘Je lijkt mijn kleine zusje wel,’ zei Ronnie. ‘Nou ja, vroeger, als je iets tegen haar zei: wat kun jij al goed rekenen. “Ik kan helemaal niet rekenen!” Hoeveel is dan drie plus tien plus acht? “21.”’
Ze lachten.
‘Je zou me naakt moeten zien,’ zei Nila plotseling. ‘Dan houd je wel op met zeggen dat ik mooi ben.’
Ronnie antwoordde niet. Deze onderbreking in dit spel, dat zij ondanks haar voorgaande gedachten meespeelde, maakte Nila op haar hoede. Gespannen keek ze naar Ronnie. Maar Ronnie aarzelde, zette haar voor een moment buitenspel, ordende haar gedachten, stelde zich de scène voor en het verlangen dat daarmee gepaard ging. En daarna besloot ze dat ze hier moest ophouden, dat het vervolg hun pijn zou doen.
| |
| |
‘Ik ga vast naar binnen,’ zei Ronnie. Ze boog zich weer naar Nila toe en fluisterde: ‘Zo mooi als jij - ik hield het nooit voor mogelijk dat ik daar oog voor had, Nila.’
Frits en Henk waren vrijblijvend een gesprek begonnen, maar toen de drank op tafel verscheen en zij hadden besloten dat er geen gevaar te duchten viel, begonnen ze grappen te maken en hun vrouwen te bestoken met plagerijen.
Wel vermeed Henk het over Ibiza te praten.
Voor het overige gedroeg hij zich als een perfecte gast.
‘Zal ik jou nog eens wat inschenken Frits?’
‘Doe jij maar eens net alsof je bij een ander bent.’
Terwijl de heren op de klamme vleugels van de drank hun gesprek vervolgden, keerde Nila zich naar Ronnie en voelde dat de intimiteit tussen hen hersteld was.
‘Ik vind het zo'n vreemd idee,’ zei ze zacht, ‘dat we hier met z'n vieren zitten en dat zij niets van ons weten.’
‘Vind je het niet spannend?’ vroeg Ronnie.
‘Ik zou het niet eens durven vertellen.’
‘O ik wel,’ zei Ronnie. ‘Maar ik doe het niet. En bovendien zou het jou niet uitkomen.’
Ze legde even, terloops, haar hand op Nila's knie.
‘Je kunt mij er buiten laten,’ zei Nila zacht.
‘Denk je dat?’
‘Ja,’ zei Nila.
Op hetzelfde moment voelde ze zich geïrriteerd, ten prooi aan een dwang die onverdraaglijk was.
‘Ik ben er niet zo mee bezig,’ zei ze. ‘De dingen die gebeuren, overkomen me. Ik vind het echt heel prettig, maar het gekke is dat ik er tegelijk rustig onder ben.’
‘Ik wou dat het bij mij zo was.’
‘Ik kan die onrust aan je zien,’ zei Nila. ‘En dat maakt me bang. Dat meen ik. Ik wil me tot niets laten dwingen. Ik wil graag dat de dingen vanzelfsprekend gaan.’
‘Dat gebeurt niet vaak.’
‘Je moet me niet dwingen,’ herhaalde Nila. ‘Je mag me niet zien als een vriendin met wie je onmiddellijk...’
‘Met wie ik naar bed ga,’ zei Ronnie.
‘Ik vond het heus heel prettig.’
| |
| |
‘Ik wist niet wat me overkwam,’
‘Soms ben ik bang,’ zei Nila, ‘dat jij je voorstellingen maakt dat wij iets zullen ondernemen.’
‘Zoals?’
Ronnie's directheid maakte haar moe.
‘Je begrijpt me wel,’ zei ze.
‘Je bedoelt samenwonen.’
Nila knikte.
‘Iets dergelijks.’
‘Wat is iets dergelijks?’
‘Elkaar elke week zien bijvoorbeeld.’
Ronnie keek strak voor zich uit. Ze stak een sigaret op. Haar kalmte werkte drukkend. Ze keerde zich weer naar Nila, zonder haar te zien.
‘Ik moet even weg,’ zei Ronnie.
Ze stond op en liep snel de kamer uit.
‘Wat is er met haar aan de hand?’ vroeg Henk, met de nadruk op het voornaamwoord. Hij zat onderuitgezakt in zijn stoel en keek naar haar met half gesloten ogen. Een pose, op de verkeerde manier gestileerd door de drank.
Nila stond ook op.
‘Hebben jullie trek in bitterballen?’
‘Godverdomme bitterballen!’
De mannen lachten. Maar Frits amuseerde zich niet. Het peil van zijn humor zakte naar een bedenkelijk niveau. Als hij zich ongelukkig voelde kon hij geestelijk zijn broek laten zakken. En als hij tegelijk erg dronken was.
Het was al een tijd niet gebeurd.
En nu, dacht ze, heb ik een vriendin die op de wc zit te huilen omdat ik haar teleurstel. Waarom voel ik me zo ellendig? Het is toch de waarheid.
Ze wachtte tot Ronnie doortrok en onmiddellijk daarna naar buiten kwam.
‘Ik bedoelde het niet zo,’ zei Nila in de gang.
Ronnie schudde haar hoofd.
‘Je bedoelde het wel. Je hebt gelijk. Ik dring me op. Ik dring me maar op alsof je niets anders hebt om je mee bezig te houden.’
Ze moest nu antwoorden, haar geruststellen, haar verzekeren dat zij welkom was, wanneer ze maar wilde.
| |
| |
‘We moeten naar binnen,’ zei Nila zacht. ‘Gewoon doen. Lukt het weer?’
Ronnie knikte.
Frits en Henk keken op toen ze de kamer binnenkwamen.
‘De twee zusters,’ zei Henk, ‘broederlijk verenigd.’
‘Enig Henk, die woordspeling.’
Nila bewonderde Ronnie.
‘Wat hebben jullie gedaan in de gang? We hoorden jullie fluisteren. Er komt direct vast een enorme verrassing.’
‘Ik zou er nog maar eentje nemen Henk,’ zei Nila.
Ronnie raakte haar aan, bijna onopzettelijk.
‘Weet je dat Nila van de week telefonisch bedreigd is?’ vroeg Frits.
‘Dat is toch niet waar?’ zei Henk.
‘Het is wel waar. Ze zegt het tenminste. Neem ik aan dat het waar is.’
Zijn stem klonk een beetje onvast. Ronnie keek met een verbaasde blik naar Nila. Henk pakte de jeneverfles en schonk zichzelf in.
‘Krijg ik niks?’
‘Nou doe ik wel erg alsof ik thuis ben!’ riep Henk.
‘Kom op Nila, vertel over dat telefoontje,’ spoorde Frits haar aan. Waarom deed hij dat? Was hij zo dronken? Probeerde hij erachter te komen of ze had gelogen? En wilde hij haar dan hier af laten gaan? Hij kon het niet alleen aan. O Jezus, hij geloofde haar niet.
‘We zouden een geheim nummer kunnen aanvragen,’ zei ze mat.
‘Een geheim nummer. Toe maar. Krijgen wij dat dan ook niet te horen, dat geheime nummer?’
‘Dan zou het niet meer geheim zijn,’ zei Frits. ‘Het geheim van geheime nummers is hun geheimhouding.’
Nila staarde voor zich uit. Ze voelde zich moe, het mikpunt van grappen die nog niet gemaakt waren. Kon ze Ronnie's hand maar even vasthouden. Een ogenblik maar.
‘Het vet!’ riep ze plotseling.
Ze rende naar de keuken waar de frituurpan een geringe stank verspreidde. Niets aan de hand. Ze pakte de bitterballen en haalde ze uit de plastic verpakking.
Ronnie kwam de keuken binnen.
| |
| |
Ze draaide zich om.
‘Ik rook niks,’ zei Ronnie.
‘Er was ook niets.’
‘Wil je het mij niet vertellen?’
Ze was opeens met haar gezicht vlakbij haar. Ze nam Nila's hoofd tussen haar handen, zonder dat hun echtgenoten de kans hadden dit voor hen wonderbaarlijke te zien gebeuren: twee vrouwen die lief voor elkaar waren, die elkaar troostten.
Als in een boekje: de zwakken wendden zich tot elkaar om elkaar te beschermen tegen het kwaad. Maar zo'n gedachte was pathetisch!
Het was fijn Ronnie zo dichtbij te voelen.
‘Vertel het mij maar.’
‘Ik zal het jullie allemaal vertellen,’ zei Nila.
Ze wachtten tot de bitterballen heet waren en gingen terug naar de kamer.
‘De brand geblust?’ vroeg Frits.
‘Het was verschrikkelijk,’ antwoordde Ronnie.
‘Nou heb ik nog niks over dat telefoongesprek gehoord!’ zei Henk.
‘Ik zal het vertellen,’ zei Nila. ‘Ik werd opgebeld door een man die zei dat hij mij iets wilde zeggen. Het ging over de verdediging van Melgers. Hij wilde me iets uitleggen dat met Frits te maken had, maar ik begreep hem niet. Hij was zo vaag. Toen belde hij een paar dagen later terug. En hij zei dat Frits misschien zijn best niet deed bij de verdediging.’
‘Bravo!’ zei Henk, met een verhit gezicht. ‘Laat het de schoft maar voelen.’
‘Wat moet ik de schoft laten voelen?’ informeerde Frits.
Nila hoorde aan zijn stem dat er iets mis was. Een verbindingslijn zwiepte in een brede lus tegen de grond. Hij keek voor zich uit in Henks richting, kromde zijn rug, stak zijn kin naar voren.
‘Leg eens uit,’ zei hij uiterst vriendelijk.
Omdat Henk niets in de gaten had, lachte hij hardop en riep op joviale toon:
‘Je moet hem laten voelen dat hij niets is kerel!’
‘Jij was zeker ook zo iemand die met een vergrootglas mieren in de zon verbrandde?’ vroeg Frits.
Henk lachte op jenevergolven.
| |
| |
‘Zei Melgers dat ie dat deed?’
‘Dat ie wat deed?’
Nila voelde een angst van vele jaren terug haar keel dichtknijpen. Zo was het geweest wanneer haar ouders ruzie hadden en ze vreesde dat haar vader zijn vrouw in een hoek zou slaan. Had hij dat gedaan? Ze zag het beeld plotseling voor zich. En daarbij haar moeder, die gilde, die radeloos gilde als haar vader alweer op zijn stoel zat.
‘Wat is dat eigenlijk voor type, die Melgers?’ informeerde Henk.
Hij zat ontspannen in zijn stoel.
‘Kan het je wat schelen?’
‘Anders vroeg ik er niet naar.’
‘En wat moet ik die schoft laten voelen?’ vroeg Frits.
Henk had geen zin in ruzie.
‘Het was maar een opmerking.’
‘Je bedoelt dat ik mij in jouw naam op hem moet wreken door hem de slechtste verdediging te geven die hij zich zou kunnen wensen.’
‘Waarom niet?’
‘En in dat geval zou jij naar me toekomen en me feliciteren omdat ik hem uit jouw naam recht had gedaan.’
‘Ik denk dat de meeste mensen te stom zijn om het verschil tussen een goede en een slechte verdediging te begrijpen,’ zei Henk. ‘Wat dat betreft kun je als advocaat net zo goed de hitparade op de tv presenteren.’
‘Dat zou nog eens leuk zijn!’ zei Ronnie.
Frits ging rechtop zitten.
‘Ik denk dat ik het systeem niet helemaal begrijp,’ zei Henk.
Frits glimlachte opeens toegevend.
‘Zo ver kwamen jullie niet op de ULO?’
Henk zweeg. Nila keek in de richting van Ronnie.
‘Ik heb nooit op de ULO gezeten,’ zei Henk langzaam. ‘Dat weet je toch wel?’
‘Hoe zou ik dat weten?’
‘Neem me niet kwalijk! Het kwam er vast niet zo maar uit!’
‘Het is onaangenaam dingen over je vak te horen die kant nog wal raken,’ zei Frits. ‘Ik heb waarschijnlijk ook te weinig gevoel voor humor.’
‘O stel je niet aan,’ zei Henk. ‘Het was echt een grapje.’
| |
| |
‘Het was godverdomme geen grapje!’
‘Ik kan ook godverdomme zeggen!’ riep Henk. ‘En het was godverdomme een grapje. Wie denk je dat je bent dat je mensen in een hoek probeert te trappen. En meneer praat over recht. Kristenzielen geef mij zo'n pro deo advocaat!’
‘Henk,’ probeerde Ronnie. ‘Alsjeblieft.’
‘Jullie zijn net kinderen,’ zei Nila.
Misschien was dat hun charme. Ze herinnerde zich Henk in haar vakantiehuis. De stilte op het balkon toen hij langskwam. En ze zag haar eigen man zitten, op zijn hoede, klaar om de vent tegenover hem te verscheuren.
‘We gaan nog even verder, nietwaar Henk?’ zei Frits. ‘We gaan dit even rustig uitpraten.’
‘Ik zou niet weten waarom niet.’
‘Ik begrijp dat je me niet mag,’ zei Frits. ‘Dat je me al bij voorbaat niet moest. Dat had te maken met, tja, hoe zou je dat noemen?’
‘Jij kijkt neer op mensen met een geringe schoolopleiding.’
Frits aarzelde. Zijn krijgslustige houding zakte plotseling ineen.
‘Sorry,’ zei hij. ‘Ik maakte een hatelijke opmerking. Dat is dom. Ik neem hem terug. Neem me niet kwalijk.’
‘Dat gaat wel erg gemakkelijk.’
‘Neem me niet kwalijk,’ zei Frits met wat meer nadruk. Hij stak zijn hand uit. Een zinloos gebaar. Of een gebaar waarmee de meester zijn knecht uit het water wil trekken. Nila zag dat de arm trilde. Henk schudde zijn hoofd.
‘Ik begrijp die agressiviteit niet.’
‘Dat is de drank jongen.’
‘Waarom zuipen jullie zo?’ vroeg Ronnie.
‘Ik ben verdomme nooit zo nuchter geweest!’ riep Frits.
‘Als jij je mond eens hield!’ zei Nila.
Ze voelde het bloed naar haar hoofd stijgen. Als ze alleen met Frits was geweest zou ze - opeens kon ze het niet bedenken. Ze voelde zich leeg, verward, niet in staat de kansen op een slagen van de avond te doen keren.
‘O.K. O.K. Ik houd mijn mond wel.’
‘Hij doet gewoon zijn werk,’ zei Ronnie. ‘Daarmee uit.’
‘Hij is zo verschrikkelijk voorbeeldig,’ voegde Nila eraan toe.
Frits stond een beetje wankel op.
‘Als ik nu naar de wc ga,’ zei hij, ‘hoop ik dat jullie het niet zullen
| |
| |
uitleggen als een overhaaste aftocht om op mijn kamertje wat uit te huilen.’
Henk lachte.
‘Ik moet ook pissen,’ zei hij.
‘Maken jullie er alsjeblieft geen ruzie over wie het eerst mag,’ voegde Ronnie er haastig aan toe, toen zij zag dat ook haar man aanstalten maakte op te staan.
Aan tafel gedroegen Frits en Henk zich luidruchtig, ten teken dat zij zich ten opzichte van elkaar niet op hun gemak voelden en in het belang van hun vrouwen een ontspannen stemming nastreefden.
‘Je hebt je enorm uitgesloofd Nila,’ zei Ronnie.
Nila lachte.
‘Alsof je hier voor de tiende keer eet en voor de eerste keer lekker.’
‘Het is echt verrukkelijk,’ voegde Henk eraan toe. Frits veegde zijn mond af met een papieren servet waarop een paasmotief.
‘Ik heb er wel eens van gedroomd,’ zei hij, ‘dat je ergens komt eten en bijvoorbeeld durft te zeggen dat je het niet lekker vindt. Gewoon de gastvrouw aankijken en opmerken: sorry schat, dit kun je mensen niet voorzetten. Als je niet kunt koken, huur dan een kok. Ik had vanavond naar mijn lievelingsprogramma op de tv kunnen kijken. Maar ik moest bij jullie eten. Nou zit ik er met een smerige smaak in mijn mond aan te denken wat ik gemist heb.’
‘Erg sjiek van je,’ zei Nila. ‘Buitengewoon beleefd.’
‘Misschien beheersen wij ons inderdaad te veel,’ zei Henk. ‘Dat is wel zo. Thuis laat ik rustig een boer aan tafel.’
‘Wil je dat laten Henk!’ riep Ronnie. En tegen Nila: ‘Hij doet het rustig als hij dronken is.’
‘Laat jij rustig je boertje,’ zei Frits. ‘Ik hoorde laatst trouwens een aardig verhaal, over een schrijver. Ik ben de naam vergeten.’
‘Frits is niet zo belezen,’ zei Nila. Ze aaide hem over het hoofd.
‘Ik kom er wel op wie het was,’ zei Frits. ‘Maar op recepties haalde hij zijn jongeheer uit zijn broek, hield er een bordje onder, garneerde het zaakje met blaadjes sla en ging de gasten af. Dat was leuk. Maar toen hij het voor de achtste keer deed, keek niemand meer. Zo zie je maar: onbeheerst gedrag dat binnen de groep wordt ingekapseld en onschadelijk gemaakt.’
| |
| |
‘Welke schrijver zou dat geweest zijn?’ vroeg Ronnie.
‘Ik zal het navragen,’ beloofde Frits. ‘Het gebeurde geloof ik tijdens bijeenkomsten op het een of andere jachtslot.’
‘Ach wat interessant allemaal,’ zei Henk. ‘Ik ben ook niet zo belezen.’
‘Nee, Henk leest nooit meer,’ voegde Ronnie eraan toe.
Het was net of ze alledrie beschuldigend naar hem keken.
‘Ik houd niet meer van lezen,’ zei Henk. ‘Heb er het geduld niet voor. Zal wel aan mijn opleiding liggen. Ik ben heel handig met hamer en nijptang. Dat natuurlijk wel.’
‘Henk,’ zei Ronnie, ‘leest zelden de krant. Alleen dingen die hem interesseren. Sport...’
‘Oorlogsmisdaden,’ zei Frits. ‘Ook een soort sport natuurlijk.’
‘Natuurlijk,’ knikte Henk. ‘Maar ik moet je toch een beetje teleurstellen. Vroeger heb ik veel gelezen.’
Hij wendde zich tot Frits.
‘Wat denk je dat ik las?’ vroeg hij.
Waarom beginnen ze opnieuw, dacht Nila. Drinken deden ze niet veel meer. Waarom wilden ze elkaar dwarszitten? Was het om haar, vanuit een intuïtie die in ieder geval Frits niet kon verwoorden?
‘Nou, wat denk je?’ herhaalde Henk.
‘Avonturenboeken,’ zei Frits langzaam. ‘En misschien op zondagmiddag Teilhard de Chardin.’
‘Sartre,’ zei Henk. ‘Sartre, Camus.’
‘Juliette Greco. Charles Aznavour. Wie hoort niet in het rijtje thuis?’
Henk dronk bedachtzaam zijn glas leeg.
‘Waarom las je Sartre?’ vroeg Frits, terwijl hij opstond om een al geopende volle fles te pakken.
‘Henk is eens een half jaar in Parijs geweest,’ zei Ronnie. ‘In zijn zwarte periode.’
Zij lachte hoog. Haar wangen waren roze. Zij knipoogde naar Nila.
‘Wou je vroeger schrijver worden Henk?’ vroeg Frits. ‘Je weet dat een beetje schrijver het werk van collega's niet leest.’
Hij keerde terug aan tafel. Schonk de glazen bij.
‘Ik wou niks,’ zei Henk. ‘Ik keek een beetje rond.’
‘En toen las je Sartre? L'enfer c'est les autres.’
| |
| |
‘Ce sont les autres,’ verbeterde Henk.
Frits prikte in een stukje vlees.
‘Ik heb goed Frans geleerd in dat halve jaar,’ zei Henk.
‘Wat zag je in godsnaam in Sartre?’
Frits had zichzelf perfect onder controle. De motor had even gehaperd. Een vuiltje in de leiding, niet bestand tegen de stuwing van zijn aplomb. Of was het elan, dat tot nu toe te weinig wederwoord had gevonden?
‘Heb jij die zin niet honderden malen gebruikt?’ vroeg Henk. ‘L'enfer ce sont les autres. Met het idee dat je bijna nooit eerder iets wat je allang wist zo helder en duidelijk hebt horen verwoorden.’
‘Dus je gelooft in die uitspraak?’ zei Frits.
‘Als jij me het bewijs wilt leveren dat het anders is!’
Frits leunde met zijn ellebogen op tafel.
‘In godsnaam Frits,’ zei Nila. ‘Alsjeblieft geen beschouwingen.’
‘Waarom is het niet zo?’ vroeg Henk onverstoorbaar.
Ronnie keek strak voor zich uit.
‘Ik heb er meer dan eens over nagedacht,’ zei Frits. ‘Maar als de dames liever een ander onderwerp willen, dan moeten we ons daar maar bij neerleggen.’
‘Ik denk niet dat je dat van plan bent,’ zei Henk. ‘Je wilt niet voor niets de hele avond van mij winnen.’
‘Hond je nou kalm Henk,’ zei Ronnie.
‘Ik vind dat Henk gelijk heeft,’ zei Nila.
Frits keek opzij. Er verscheen een woedende trek op zijn gezicht, alleen voor haar zichtbaar.
‘De hel,’ zei hij vervolgens tegen Henk, ‘bestaat alleen maar oppervlakkig gezien bij de anderen. Als je ruzie hebt, lijkt het er natuurlijk al gauw op dat de anderen de ellendelingen zijn. Maar de vraag is of de hel, als je die benaming wilt handhaven, wel zo bij die anderen ligt. Ik kan me nog wel iets ergers voorstellen.’
‘Bijvoorbeeld?’
‘Ik zal het je zeggen,’ zei Frits, zachter pratend nu, aarzelender dan even tevoren. ‘Bijvoorbeeld dit. Ik ben af en toe bang dat ik doodga. Niet overdreven vaak. Maar er gebeuren, vaak nogal willekeurig, dingen die me eraan herinneren. En dan word ik bang. Meestal onttrek ik me snel aan die angst. Niet altijd. En dan is hij er; hij blijft aan de oppervlakte. Ik vraag me af waarom. Je zou blij moeten zijn dat je uiteindelijk dood mag gaan. Het moet nogal vermoeiend zijn
| |
| |
om als tweehonderdjarige nieuwe contacten te leggen omdat voor de zoveelste keer al je kennissen zijn doodgegaan. Toch wil je blijven leven. Je zou al die ellende van het eeuwenoud worden op de koop toe nemen als je maar de rustige verzekering had dat je nooit dood zou gaan. Er is dus een discrepantie tussen de redelijke overtuiging dat doodgaan op den duur beter is en de intuïtieve drift om voorgoed te overleven.’
‘Herhaal dat even Frits,’ zei Nila.
‘Ga verder,’ zei Henk.
Frits nam een slok wijn en sneed een stukje vlees af Daarna keek hij om zich heen, verzekerde zich ervan dat ze allemaal luisterden.
‘Het gaat erom,’ ging hij verder, ‘dat ook hier de rede het moet afleggen tegen de drijfveren die je niet kunt beheersen, waarvoor je je hele leven lapmiddelen zoekt. Af en toe wordt het duidelijk dat die niet bestaan, of tekortschieten. Dat is wat mij betreft de hel. Die “anderen” kennen dat ook. Misschien kunnen we beter collectief medelijden met elkaar hebben.’
‘En hoe past jouw Melgers in dit schema?’ vroeg Henk.
‘Daar heb ik geen antwoord op,’ zei Frits. ‘Ik word wel eens driftig, en dat heeft ook te maken met wanhoop en een gebrek aan beheersing, of wanhoop om dat gebrek aan vermogens om jezelf in bedwang te houden. Maar in al mijn drift heb ik nooit iemand willen doodslaan.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Jij niet dan?’
Ronnie lachte opeens, korter dan daarnet. Ze keek Henk aan.
‘Ik vind dat je er te sjieke opvattingen op nahoudt,’ zei Henk.
‘Maar Melgers maakte mensen af in koelen bloede,’ vervolgde Frits. ‘Ik weet niet hoe ik hem moet inpassen. Als ik zelf al zoveel moeite moet doen om de dood in mijn bestaan in te passen, dan komt het helemaal niet in mij op een ander te ontnemen wat voor mij het kostbaarste is.’
‘Juist daarom,’ zei Henk. ‘Als je voor een stoplicht staat dan wil jij als eerste wegscheuren. Mensen die elkaar dooddrukken om een onbenullig dingetje te bemachtigen dat iemand vanuit een reclame-auto naar ze gooit. Misschien trekt Melgers daaruit de volledige consequentie. Als je anderen kunt doodmaken, duurt het bij jou langer. En reken maar dat al die slachtoffers steeds meer jouw hel worden. Nou ja, en jij natuurlijk vooral ook de hunne!’
| |
| |
‘En als mensen zoals Melgers de emotie die wij geweten noemen nu eens niet kennen?’ vroeg Frits.
‘Dan zijn het echt beesten, zoals iedereen ze altijd noemt,’ zei Henk. ‘En die weten wel raad met jouw angst dat je voortijdig dood zal gaan.’
‘Je neemt het mij kwalijk dat ik Melgers verdedig,’ zei Frits. ‘Dat begrijp ik nu beter.’
‘Je weet niets van Melgers. Je bent niet achter zijn drijfveren gekomen. Je kunt niets anders doen dan min of meer juridische spitsvondigheden lanceren die voor zijn voormalige slachtoffers een lachertje zijn. Nou ja, een lachertje. Maar dan wel met een heleboel kiespijn.’
‘Ik geloof in een systeem.’
‘Prachtig! Kijk maar om je heen om te zien wat de systemen in de wereld ons gebracht hebben.’
‘Ik geloof in een systeem,’ zei Frits, ‘omdat ik denk dat onze zelfbeheersing zonder systeem niet meer zou kunnen toenemen.’
‘Waarom moeten we onszelf beheersen? We worden alleen maar ongelukkig als we onszelf beheersen. Misschien heb jij wel ontzettend veel zin om met Ronnie te neuken. Maar zul je het haar zeggen?’
‘Henk, alsjeblieft,’ zei Ronnie.
‘O dank je wel,’ zei Frits. ‘Dat is de eerste keer dat ik bruut word afgewezen zonder dat ik iemand gevraagd heb.’
‘Zo bedoel ik dat niet,’ zei Ronnie. Ze stak haar hand uit en legde die een ogenblik op Frits’ onderarm. Daarna keek ze Nila aan, als om zich voor dit gebaar te verantwoorden.
‘Je vindt me dus aardig?’ zei Frits.
‘Ik vind je heel aardig.’
‘Zullen we samen slapen?’
‘Ik ben bang dat Henk in dat geval zijn zelfbeheersing zou verliezen,’ zei Ronnie.
‘Als we eens gelijk overstaken,’ opperde Henk.
‘Houd hier alsjeblieft mee op!’
Geërgerd pakte Nila haar glas, dat zij nog bijna niet had aangeraakt, en dronk het leeg.
Frits wendde zich opnieuw tot Henk.
‘Weet je waarom ik me beheers?’ vroeg hij. ‘Uit eigenbelang.’
‘Waarom verdedig je een man die voor hetzelfde geld jou zou
| |
| |
elimineren?’ vroeg Henk. ‘Is dat ook eigenbelang?’
Nadat zij de borden van tafel had geruimd, trok Nila zich een paar minuten in de badkamer terug. Zij werkte haar make-up bij en keek in de spiegel. Zij had kringen onder haar ogen, die ze niet eerder zo sterk aangezet had gezien. Alsof ze in hoog tempo verouderde en de avond zou besluiten als een gerimpelde oude vrouw. Ze huiverde. Dacht Frits echt geregeld aan de dood? Wie deed dat niet? Zijn verhaal kwam geposeerd bij haar over. Maar daarmee kon zij hem tekort doen. Waarom nam hij haar niet in vertrouwen? Was daardoor de stilte in haar bestaan ingetreden, omdat hij stukje bij beetje zijn intieme gedachten voor haar wegsloot? Ging het in ieder huwelijk zo?
Zocht Ronnie in haar alleen een vervanger voor Henk?
Vermoeid van het overvloedige eten zaten zij aan tafel. In het Cona-apparaat borrelde het water omhoog.
‘Nila maakt niet zo gauw contacten,’ zei Frits op aardige toon tegen Ronnie. ‘Uiteindelijk kwam het goed uit dat jullie elkaar zo snel wisten te vinden op Ibiza.’
‘Als ze geweten hadden dat ze een kat in de zak kochten, hadden ze wel uitgekeken,’ zei Nila, terwijl ze opstond om naar de koffie te gaan.
Ronnie en Henk verzekerden nu om het hardst dat dit niet het geval was. Nila pakte kopjes uit een hangkast. Zij schaamde zich over de banaliteit van haar opmerking en eigenlijk nog meer over het verwachte vervolg.
‘Het is altijd een verrassing als vrouwen zo goed met elkaar kunnen opschieten,’ zei Henk tegen Frits.
‘Klootzak,’ zei Ronnie.
Frits lachte.
‘Wat leuk dat vrouwen altijd weer kwaad worden als je een grapje over ze maakt. Ik ben bang dat het met de vrouwenbeweging nooit echt wat zal worden.’
Nila zweeg. Ronnie stond op en ging de kamer uit.
‘Daar beginnen we weer,’ zei Henk. Hij ging ook staan om zijn vrouw te volgen. Nila hield hem tegen en ging achter Ronnie aan.
‘O de klootzak,’ zei Ronnie op de badkamer. ‘En ik ben zo'n trut dat ik kwaad word.’
| |
| |
Ze huilde.
Nila legde haar armen om haar heen en drukte haar tegen zich aan. Het verwonderde haar hoe licht dit troosten haar nu afging. Al waren de gebaren stereotiep en in andere situaties goedkoop. Zij streelde Ronnie's haar en zei dat ze zich niet moest laten provoceren.
‘Provoceren’ alsof ze een verhandeling schreef. Ze kuste Ronnie.
‘We gaan naar beneden.’
‘Laten we nog even blijven.’
‘Niet nu.’
‘Vraag je of we blijven slapen?’
‘Denk je dat Henk dat wil?’
‘We kunnen geen van beiden rijden met die drank.’
‘Je kan natuurlijk blijven slapen.’
‘Wat een gek idee,’ zei Ronnie.
‘Ah, kijk toch eens,’ riep Henk toen ze beneden kwamen. ‘De verloren ziel keert op het nest terug.’
‘Jij had dichter moeten worden,’ merkte Frits op.
‘Ben ik geweest. Ben ik geweest. Toen ik nog las!’
‘Beginnen jullie nou niet opnieuw,’ zei Nila.
‘Kijk toch eens wat een eensgezindheid!’
Henk boog zich naar Frits toe.
‘Onze vrouwen kunnen het echt heel goed vinden. Wat denk je Frits. Zou het er nog inzitten dat ze een beetje lesbisch worden?’
Frits haalde zijn schouders op.
‘Een beetje vrouw is vandaag de dag lesbisch,’ zeurde Henk verder. ‘Op van die vrouwenfestivals moet je het voordoen.’
‘Moet je wat?’
‘Nou ja,’ zei Henk enigszins verlegen. ‘Het voordoen weet je wel.’ Hij liet het puntje van zijn tong tussen zijn lippen uit komen en bewoog het snel enkele keren heen en weer.
Frits knikte.
Henk wendde zich tot zijn vrouw.
‘Zou jij het met Nila kunnen als je dat werd opgedragen door de moeder overste van het vrouwenhuis?’
Ronnie schoof haar stoel naar achteren en ging staan.
‘Jezus!’ riep ze. ‘Wat ben je toch een stomme lui! Waarom verpest je mijn avond? En waarom begin je over oorlogsmisdadigers te zeuren? Wat kan het mij schelen of ik lesbisch ben of niet. Kun
| |
| |
je je banale rotopmerkingen nooit eens voor je houden?!’
‘Hou je koest,’ zei Henk. ‘Bek houden. Koest.’
Zijn aderen zwollen op.
‘Kom jongens, laten we iets leuks doen,’ stelde Frits voor.
‘Hoe weten jullie wat ik leuk vind?’ zei Ronnie.
Ze ging weer zitten.
Henk liet zijn hoofd achterover zakken tot hij naar het plafond staarde. Hij zuchtte.
‘Zal ik je mijn droom vertellen?’ zei hij. ‘Soms droom ik ervan dat ik met een lief meisje in een hutje zit. Het is windstil. Ook als je goed luistert hoor je niets.’
‘Wat romantisch.’
‘Ronnie kent mijn droom al,’ zei Henk.
‘Ik zei dat het romantisch was,’ merkte Frits op.
‘Het is er zo stil,’ zei Henk, ‘dat je je hart kunt horen kloppen. En als het buiten een beetje gaat waaien is dat bijna een verademing.’
‘De rol van dat meisje,’ zei Frits, ‘die interesseert me wel.’
‘Zij verzorgt me zo'n beetje,’ zei Henk achteloos. ‘Alleen zitten trekt me niet aan. Twee kerels ook niet. Ik houd niet van honden, dus dan blijft de vrouw over, nietwaar?’
‘Je kunt Ronnie toch meenemen?’
‘Hij heeft liever wat anders,’ zei Ronnie. ‘Hij denkt dat een jong meisje z'n idiote grillen normaal vindt.’
Frits boog zich belangstellend naar voren.
‘Zoals?’
‘Ik heb totaal geen grillen,’ zei Henk. ‘En als ik ze had zal ik ze daar niet meer hebben. Ik houd alles voor gezien. De wereld wordt een stuk eenvoudiger. Misschien een beetje vervelend af en toe, dat geef ik toe. Geen televisie, nooit meer naar het voetbal. Maar het feit dat je niet meer rillend van de zenuwen wakker wordt.’
‘De zaak zeker?’ zei Frits, alsof hij Henks aangever was.
‘O ja, de zaak.’
‘En z'n vrouw,’ zei Ronnie. ‘Waarom zeg je niet dat het ook om je vrouw gaat? Dat je elke avond als een blok in slaap valt. En iedere morgen als een wrak je bed uitkomt. En maar klagen over “verantwoordelijkheid”, terwijl je gewoon zo ongedurig bent als een puber.’
‘Mannen blijven pubers,’ zei Frits. ‘Dat wil zeggen de aardige
| |
| |
mannen. Altijd hun zin hebben, ontevreden. Het ene moment willen ze niets anders dan een vrouw en het volgende houden ze langdurige gesprekken van metafysische aard. Neem Henk nou: een half jaar van zijn leven heeft hij erover gedaan om Sartre te lezen omdat hij wilde weten of zijn vader en moeder of hijzelf de schuld waren van het feit dat hij de wereld maar een hel vond. En hij was zo treurig nadat hij het ontdekt had. Deed een extra zwarte trui aan, zocht La Coupole af naar zijn idool, de man die had ontdekt dat al dat tuig om hem heen zijn leven danig in de war maakte. En treurig dat hij was! Is het niet Henk?’
Henk keek hem langdurig aan. Toen glimlachte hij en knikte. Hij glimlachte, als een teken dat hij Frits nu niet gevaarlijk achtte.
‘Het leven van Henk,’ vervolgde Frits, ‘werd pas een beetje lastig, af en toe, toen hij allang terug was uit Parijs en niet meer in die onzin van een hel en zo geloofde.’
‘Terwijl hij toen met mij woonde,’ zei Ronnie.
‘Daar had die Sartre dan tenminste geen last van,’ zei Frits. ‘Trouwens waar lullen we over. Die man was in die tijd allang druk bezig met China. Als hij op zijn werkkamer een boek zat te schrijven, stond zijn vrouw net bij de uitgever met haar eigen boek. Geen betere huwelijken dan tussen intellectuelen. In de meeste huwelijken die ik ken is het zo: de man overtreft de vrouw vele malen in kennis en kunde. Die vrouw wil dat gaan inhalen. Begeeft zich naar een VOS-cursus, waar een gestudeerd wijf de lakens uitdeelt. Of ze gaat in het welzijnswerk en 's avonds komt ze die man vervelen met haar lulverhalen. Zo gaat het tegenwoordig in de betere kringen waar de vrouw pretenties heeft gekregen, terwijl haar ouders dat bij het kiezen van een schoolopleiding nog niet voorzien hadden. Echt, het feminisme is de dictatuur van de voormalige secretaresses, opgejut door een handjevol gestudeerde zusters die er een dikke boterham aan verdienen.’
‘Wat ben jij walgelijk,’ zei Ronnie.
Frits lachte. Henk keek schijnheilig voor zich uit.
‘Geloof je me?’ vroeg Frits. ‘Ik meen er niks van.’
‘Dat zeggen ze altijd!’
‘Hij meent er niets van,’ hoorde Nila zichzelf opeens zeggen. ‘Hij vindt het leuk om ons op stang te jagen. Als we woedend worden, roept hij dat we ons als vrouwen gedragen.’
‘Ja, jullie zijn kansloos,’ gaf Frits toe. ‘Maar wel lief. Zal ik nu eens
| |
| |
mijn droom vertellen?’
Hij wachtte niet op een bevestiging.
‘Ik zou de wereld rond willen zeilen,’ zei hij. ‘Als ik dat zeg, besef ik dat jullie dat iets vinden voor de AVRO-bode. Maar het is toevallig waar. Ik heb er wel eens over zitten nadenken in hoeverre ik een vrouw zou missen op mijn wereldreis en of ik bijvoorbeeld opwindende boekjes zou meenemen om mijn fantasie te stimuleren. Maar voor het gemak denk ik dat ik genoeg heb aan de golven en dat ik opwinding genoeg zal beleven bij een storm.’
‘En als het windstil is?’ vroeg Henk.
‘Als het windstil is, tja,’ antwoordde Frits, ‘dan zal het wel vervelend zijn.’
‘Ik zie het verschil niet tussen mijn hutje en jouw boot,’ zei Henk.
‘Het verschil ligt hem in dat veertienjarige meisje,’ zei Frits, ‘gefotografeerd door David Hamilton voordat jij haar ontmoette. Ontluikende borstjes en toch al helemaal een vrouw. Klaar om je te ontvangen en je te omringen met haar liefde. Het zachte groen op de achtergrond. Dromerig in een bootje, met haar hand door het water. Ik denk dat het kind van het dek af zou waaien als ik haar meenam.’
‘Henk houdt niet van veertienjarige meisjes,’ zei Ronnie.
‘O nee?’
‘Henk!’
Henk haalde zijn schouders op.
‘Het zijn wel erg mooie foto's,’ gaf hij toe.
‘Het zijn wel erg mooie foto's,’ herhaalde Ronnie met minachting in haar stem.
Nila keek in de richting van het koffie-apparaat. Maar ze had geen zin erheen te gaan en de kopjes te vullen. Het leek of in het gebied waar haar emoties gehuisvest waren een dijkje doorbrak en een langzame stroom woede haar overige gevoelens overspoelde.
‘Wat een fijn stel vormen jullie,’ zei ze. ‘Moet je ze zien zitten. Maken ruzie over de vraag wie de knapste is. Maar als ze over hun kinderachtige dromen gaan vertellen, wil de ene op een vlot naar het andere eind van de wereld en de ander verlangt naar een hutje op de hei. Wat een romantische geesten, wat een fantastische opvatting over wat je kunt doen met je leven. Er vandoorgaan. Als je ze laat kiezen willen ze er vandoorgaan.’
‘Dat meen je niet,’ zei Frits.
| |
| |
‘Waarom zou ik dat niet menen?’
‘Omdat het normaal is. Omdat iedereen als het erop aankomt alleen maar rust wil hebben en af en toe iemand die aardig voor hem is.’
‘En daarom wil je er vandoor met je mooie jacht.’
‘Misschien wil ik er wel vandoor ja,’ zei Frits.
‘Zullen we dat later bespreken?’
De woede kwam niet alleen. Hij voerde pijn met zich mee, die haar bewegingen verlamde. Maar ze bewoog zich niet. Zij zat rechtop en dacht eraan dat zij zich niet kon bewegen. Zoals in De Bijenkorf. Op het strand waar haar kind aan het verdrinken was. Maar dat was niet háar kind. Het was een hersenschim.
‘Je denkt toch godverdomme niet dat ik echt weg wil?’ vroeg Frits.
‘Er zijn anderen bij.’
‘Ik denk dat die anderen zo ongeveer wel weten wat er aan de hand is. Die “anderen” hebben je op het vliegtuig gezet. Die hebben je meegemaakt, weet je dat nog?’
‘Het was niets,’ zei Ronnie vlug. ‘Maak nou geen ruzie Frits. We vinden het fijn dat we haar leerden kennen.’
‘Zo, vond je dat fijn?’
‘Hou je mond!’ schreeuwde Nila plotseling. En alweer leek het alsof zij voor het eerst in haar leven schreeuwde en er pas daarna aan dacht dat zij misschien zou wìllen schreeuwen. Misschien. Wat wist zij zeker? Of wist zij in feite de dingen die haar beroerden wel degelijk heel zeker en stonden ze scherp in haar geheugen. Begreep zij zonder dat woordelijk te laten blijken wat er met haar aan de hand was en hoe zij haar best deed laconiek te worden zoals vroeger. Maar zij wist ook niet of dat goed was, dat laconieke gedrag, die houding van de zaken op hun beloop laten, de minste partij spelen om de vrede te bewaren. Zij had zoveel vrede bewaard, ruzies in de kiem gesmoord, de slechte buien van haar man over zich heen laten komen.
Maar Frits zou hetzelfde vertellen, met andere details.
‘Ik vond het fijn,’ hoorde ze Ronnie zeggen. ‘En mag ik je nog iets zeggen Frits: ik heb het idee dat mijn leven er anders door geworden is.’
‘Hoor je dat Henk?’ vroeg Frits. ‘Ik kan me toch werkelijk niet aan het idee onttrekken dat women-power oprukt!’
| |
| |
‘Ze waren al dik met elkaar op Ibiza,’ zei Henk.
‘Hou erover op,’ zei Nila.
‘Wij houden erover op, mevrouw.’
‘We maken alleen maar gezellig ruzie.’
‘De koffie is heerlijk. Wat een heerlijke koffie!’
Ze stond op. Haar benen trilden, maar het ging.
‘Jullie moeten hier maar blijven slapen,’ zei ze. ‘Laten we morgenochtend gezellig ontbijten, als al die drank uit jullie lijf is.’
‘Dan zit er wel een kater voor in de plaats,’ zei Henk. ‘Ik hoor hem al zachtjes aan de deur krabbelen.’
‘Ga jij maar naar bed,’ zei Ronnie.
Ze ging naar Nila toe en legde een arm om haar schouder. Een ogenblik gaf dat een veilig gevoel. Ronnie liet los en Nila draaide zich om naar de twee mannen.
Hutje en bootje.
‘Ik heb het idee dat ik hier overbodig ben,’ zei Frits moeizaam. ‘Moet je de dames naast elkaar zien staan.’
Hij richtte zich tot Henk.
‘Toen ze terugkwam,’ zei hij, ‘met die kinderen die het niet begrepen, dacht ik: wat is er aan de hand? En ik weet het nog altijd niet. Ze wou niet naar een psychiater. En nu gaat het langzaamaan beter. Alleen ontschiet het me steeds wat er aan de hand was. En dat komt omdat ik de oorzaak niet ken. Heb jij dat wel eens,’ vroeg hij, ‘dat je iets zeker weet en even later niet meer. Dat je iets hebt meegemaakt waarover je even later niet meer kunt vertellen? Het maakt me angstig dat die dingen gebeuren, dat je jezelf niet in de hand hebt.’
‘Wil jij jezelf in de hand hebben?’ vroeg Henk.
‘O ja.’
‘Maar altijd?’
‘Het probleem is meer dat ik het altijd heb,’ zei Frits. ‘Hoe ouder ik word hoe meer ik mezelf in de hand heb. Ik heb altijd het idee dat ik iets al heb meegemaakt. Alles eigenlijk. Tot iets je overkomt dat nieuw voor je is. Maar dat pas je dan ook meteen keurig in binnen je ervaringen. Ik geloof dat een mens aardig blasé wordt van al die jaren leven.’
‘Ik denk dat advocaten nog verhalen houden als hun kist al is dichtgespijkerd,’ zei Henk.
‘Het gaat allemaal vanzelf,’ zei Frits. ‘Maar misschien is dat net
| |
| |
zoveel inbeelding als dat bootje op de oceaan. Ik kan niet eens behoorlijk zwemmen.’
‘Zwemmen helpt niet op de oceaan.’
Frits vouwde zijn handen open en staarde ernaar.
‘Ik heb altijd in termen van mooi weer gedacht,’ zei hij.
|
|