‘Kun je de krant even wegleggen?’
Frits vouwde de krant op, zorgvuldig en kalm. Ze keek naar hem. Ze moest zijn aandacht afdwingen.
‘Vertel eens hoe je daarbij komt,’ zei Frits.
‘Dat viel me in.’
‘Ben je daar zeker van? Heb je het niet van mijn moeder?’
‘Van je moeder?’
‘Gisteren sprak ze er opeens haar bezorgdheid over uit dat ik mij met “zo'n louche zaak” bezighield.’
‘Dat kwetste je ijdelheid zeker wel een beetje?’
‘O nee,’ zei hij luchtig.
Hij was nu op zijn hoede.
‘Je weet er dus niks van, van die Melgers?’ vroeg Nila.
‘Ik weet alles van Melgers.’
‘En hij alles van jou?’
‘Zo intiem ben ik niet met hem.’
‘Maar je staat niet onverschillig tegenover hem.’
‘Ach,’ zei Frits, ‘wat dat betreft is het inderdaad beter dat een jongere advocaat die zaak behandelt. Van Raay bij ons op kantoor zou hem verscheuren.’
‘Die zijn broer bij de Grebbeberg gesneuveld is?’
Frits lachte even.
‘Die broer zei: “Een Nederlands officier geeft zich nooit over.” Z'n hele regiment al weg, hij had natuurlijk achteraan gelopen. Maar hij liet zich wel doodschieten omdat ie zich niet overgaf’
‘Hoe weet die Van Raay dat? Zou die hem na zijn dood nog gesproken hebben?’
‘Je weet dat nooit zeker,’ zei Frits. ‘Die lui hebben door de oorlog een soort mystiek over zich gekregen. Daar staat de tafel uit hun onderduikadres geregeld te dansen. Ik denk dat Van Raay Melgers hoogst persoonlijk in zijn cel zou wurgen. Hij neemt het mij ook kwalijk dat ik hem verdedig. Terwijl ik er gewoon voor zorg dat hij het niet hoeft te doen.’
‘En hij loopt toch al wat jaartjes mee.’
‘Een Nederlands advocaat geeft zich nooit over,’ zei Frits. Hij wachtte even. ‘Natuurlijk is Melgers wel de betere wurger van de twee.’
‘En toch probeer je hem vrij te krijgen.’
‘Dat zal nooit gebeuren.’