Toen haar schoonmoeder de kamer uitging, bladerde zij de krant door en voelde zich tevreden. De bel ging. Het was half elf Zij rekte zich uit in de behaaglijke zekerheid dat ze geen melkboer hoefde helpen.
Weer hoorde zij haar schoonmoeder de trap opkomen. Zij opende de deur van de slaapkamer.
‘Nila,’ zei ze. ‘Er is een mevrouw voor je.’
Het was of haar hart omhoog schoot.
‘Een mevrouw?’
Haar schoonmoeder glimlachte.
Nila stapte het bed uit.
‘Wat voor mevrouw?’ vroeg ze. Zij had haar stem niet in bedwang. Ze zocht haar duster, die over de stoel voor haar kaptafel hing. Ze gunde zich niet de tijd in de spiegel te kijken, en toch wilde ze dat doen, in één beweging haar gezicht opmaken.
Ze liep naar de deur van haar kamer.
‘Kind!’ riep haar schoonmoeder.
Maar zij lette niet op, trok op de gang haar duster aan, rende de trap af
Wie het ook was, ze liet zich als een aanstellerige puber gaan.
Haar schoonmoeder had Ronnie in de kamer gelaten. Ze was niet gaan zitten en stond in een regenjas, met haar tasje nog in de hand bij de boekenkast. Toen ze Nila zag zette ze het tasje neer en spreidde haar armen. Een ogenblik aarzelde Nila, toen rende ze op Ronnie af, kuste haar op haar mond, omarmde haar, nam haar hoofd tussen haar handen en bekeek haar.
‘Wat ben je bruin!’
‘Dat is roet. Vanmorgen opgeregend.’
‘Ik moet me nog aankleden,’ riep Nila.
‘Je hebt het geloof ik aardig voor elkaar meid,’ zei Ronnie. Opeens keek ze geschrokken.
‘Dat had ik misschien niet moeten zeggen.’
‘Als je ziet wat ik vanmorgen voor ontbijt kreeg,’ zei Nila, ‘dan denk je dat je in luilekkerland verzeild bent.’
‘Dan vind ik het goed,’ antwoordde Ronnie.
Het had haar moeite gekost de trein te nemen en naar Nila toe te gaan. Het was niet belangrijk dat haar huis in wanorde verkeerde