deed vertelde je mij over de geheimen van je wereld en de liefde die wel in iedere regendruppel leek te spiegelen. De oneindigheid van ieder ogenblik vol tederheid. De nachtegalen die in je eigen hoofd zongen, zo hard dat je er duizelig van werd.
Duizelig van emotie. De behoefte naar mij toe te springen en met mij van de heuvels te rollen waarop wij de avond afwachtten.
Ik wou dat ik weer gebukt voor dat muurtje lag. Wat zou ik er zeker van zijn dat dit schip ook in werkelijkheid opdoemde, omdat het niet zo kan zijn dat de liefde tekortschiet om deze gebeurtenissen te verwerkelijken.
Ik zou je kussen. En moeiteloos voor je betekenen wat je in je stoutste dromen zou willen verzinnen.
En ik wil niet meer in rijen staan om cultuurwonderen te aanschouwen die zelfs de kinderen nauwelijks vermogen te boeien.
Ik wil: in mijn eentje door de stad lopen, niemand in de straten, geen verkeer. Met een prop watten in mijn oren. Om te bewijzen dat ik niet bang ben.’
‘Ik zal je nu iets vertellen waarover ik nooit durfde praten,’ zei Frits in haar geheugen. (Ze stelde zich voor dat het in de ruïne was; emoties hadden hem moedig gemaakt. Hij trok zijn broek aan, ritste tevreden zijn gulp dicht. Beelden waar ze nooit op lette en die toch naar voren kwamen.)
‘Ik vertel je dit nu maar,’ zei hij. ‘Ik heb vroeger weinig meisjes gehad. Bovendien klopt het woord “gehad” niet. Want van hebben was geen sprake. Ik wilde ze hebben. In die tijd schreef ik verhandelingen over “het nut van de kus”. Wat is het nut? Ik ben het kwijt.’
‘Maar goed ook,’ zei Nila.
Hij krabbelde met zijn vingers over de hoofdhuid onder haar dikke haar.
‘Kijk,’ zei hij. ‘Normaliter ging het mis.’
‘Zeg dat nog eens!’
‘Het ging mis. “Normaliter” moet eruit.’
‘Het ging dus meestal mis?’
‘Bijna altijd,’ zei hij. ‘En “mis”, nou dat is nog een beetje aardig uitgedrukt. Het ging echt verschrikkelijk fout. Als ze me zagen aankomen doken ze al de bosjes in.’
‘En jij erachteraan?’