‘Het moeilijke is dat ik dat juist aan jou kwam vragen.’
Hij liep de kamer in en zette zijn lege boodschappenmandje voor haar neer.
‘Ik word wakker,’ zei Henk, ‘en het is ontstellend licht. Ik kijk op mijn horloge: daar staat half negen. Maar als je nu kijkt is het er nog steeds half negen.’
‘Wat gek.’
‘Het staat gewoon sinds gisteravond stil. Vergeten op te winden in de drukte.’
Zij keek Henk aan.
Ik moet oppassen dat ik niet gek word, dacht ze. Maar waarom was zij daar bang voor? Waarom keek zij niet langer gemakkelijk tegen de dingen aan, zoals vroeger. Wat werd er in haar tot stand gebracht? Wat zette haar in een soort tegengestelde beweging die zij niet kon stop zetten? ‘Pas maar op,’ riep haar moeder in haar geheugen. ‘Als je zo lelijk doet schreeuw je je hersens kapot.’
‘Wil je thee?’ vroeg ze.
‘Ik kan net zo goed bij je in de kost komen.’
‘Dat zou je zeker wel leuk vinden, twee vrouwen?’
Henk leunde tegen de keukenbar en trok zijn lippen samen.
‘Wil je dat echt weten?’
‘Vertel het maar,’ zei Nila.
‘Ik wil twee vrouwen,’ zei Henk. ‘Maar het lijkt me geen pretje als die twee uiteindelijk besluiten om mij op te vreten.’
Nila haalde haar schouders op.
‘Ze vreten eerder elkaar op.’
Terwijl zij deze woorden sprak herinnerde zij zich het incident met het horloge, of liever met de twee horloges die stilstonden en weer doorliepen, of stilstonden en desondanks de mensen in beweging zetten.
‘De winkel was dus nog gesloten,’ zei ze.
‘Hoe laat is het?’
‘Tien voor half acht.’
‘Weet je dat ik op slag slaap krijg als je dat zegt. Ik heb vakantie!’
‘Ik werd wakker,’ zei Nila bedachtzaam. ‘Net als jij. Een kwartier later denk ik. Op het balkon zag ik je langsgaan.’
‘Je had me goddomme wel eens even kunnen roepen.’
‘Ik dacht dat mijn horloge stilstond toen ik je zag gaan,’ zei Nila. ‘De dag begint met misverstanden.’