‘Wat is er toch met pappa?’ vroeg ze vermoeid. ‘Dacht je dat hij niet liever hier zat?’
‘Pappa is de baas van de boeven,’ zei Frank. ‘En die is hij nu aan het vangen.’
‘Ik wil naar pappa toe,’ zei Ellen.
Ze begon dreinerig te huilen. Mijn god, dacht Nila, en ze riep: ‘Als je gaat huilen kun je vanmorgen thuis blijven.’
Ellen liep weg en riep van verre tegen haar broertje dat hij haar schep had kapot gemaakt.
‘Blijf jij maar bij mij,’ zei Nila tegen Frank. ‘Je zusje is nog maar vier moet je bedenken.’
Ze vroeg zich af wat voor indruk zij op hem maakte. Ridders, politie en boeven. En een moeder die te lamlendig was voor actie.
‘Frank,’ zei Nila vriendelijk. ‘Moet je eens luisteren. Je pappa die vangt echt geen boeven. Dat doet de politie.’
‘Welles!’
Zij glimlachte naar hem. Ze kon het later vertellen. De kinderen wilden naar het strand.
‘Pappa heeft het zelf gezegd hoor mamma,’ zei Frank. Uit zijn stem klonk een onuitputtelijk geduld.
‘De politie vangt boeven,’ zei ze, haar voornemen te zwijgen uitstellend. ‘En dan zetten ze die boeven gevangen.’
‘Net goed.’
‘Maar hoelang?’ vroeg Nila.
Frank dacht na.
‘Hun hele leven?’
‘Dat bepaalt de rechter. Alle boeven komen voor de rechter. Dat is een hele knappe en wijze man. Maar dat vinden die boeven, die vaak veel minder wijs zijn, helemaal niet leuk.’
‘Gooit de rechter ze in de kerker mamma?’
‘Die rechter zegt hoelang ze in de cel moeten Frank. Maar ze moeten eerst aan de boeven vragen waarom ze het gedaan hebben.’
‘Komen er ratten aan hun been knagen in die kerker?’
‘Nee hoor. Tegenwoordig zijn de cellen heel gezellig.’
‘Daar is ook niks aan.’ Hij wachtte even. ‘En als ze nou iemand hebben doodgemaakt?’
‘Dat is natuurlijk heel erg.’
‘Jij sloeg vanmorgen een mug dood.’
‘Maar dat kwam omdat hij zich helemaal had volgezogen met