Zijn laatste oortje versnoepen
Soms zie je iemand kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft. Zo iemand is er naar aan toe. Hij kijkt beteuterd of verlegen, alsof hij zich helemaal geen raad meer weet.
Een ‘oort’ (met een t of met een d) is een zeer oud geldstuk, ter waarde van een kwart stuiver of twee duiten.
Het boek Spreekwoorden en zegswijzen van De Cock, uit 1908, meldt: ‘De prijs van zekere waren - vooral van boter en eiers - wordt door ons volk nog gemeenlijk in stuivers en oordjes opgegeven. Bijvoorbeeld voor boter veertien min een oordje of vijftien en een oordje’.
Voor één oortje was er dus bar weinig te krijgen en als je je laatste oortje versnoept had, was het hongerlijden geblazen. Het ‘oortje’ komt in veel spreekwoorden voor. Zo zegt men in Vlaanderen ‘een oortje in tweeën bijten’, als men spreekt over zuinige, gierige mensen. Een variant daarvan: de Nederlanders zouden het koperdraad hebben uitgevonden door met z'n tweeën aan een cent te trekken.
Als van een man gezegd wordt: ‘Hij ligt voor een oortje thuis,’ hetgeen letterlijk betekent: ‘hij betaalt maar een oortje kostgeld,’ dan heeft hij niet veel bij zijn vrouw in te brengen. Zij verdraagt hem wel, maar verder moet hij zijn mond houden.
Van iemand die een betrouwbaar gezicht heeft, kan men zeggen: ‘Men zou hem zijn laatste oortje te bewaren geven.’
De Cock, in het hierboven genoemde Spreekwoorden en zegswijzen, noemt nog een heleboel oude uitdrukkingen met ‘oordje’.
Onder andere: ‘Een oordje gespaard is een oordje gewonnen.’
En: ‘'t Is bij hem: 'n woordje om 'n oordje’ (als iemand weinig spraakzaam is).
‘Op een oordje dood blijven’ (gierig, vrekkig zijn).
‘Woorden zijn geen oorden’ (praatjes vullen geen gaatjes).